Rusland (Russisch: Россия, Rossija), officieel de Russische Federatie (Russisch: Российская Федерация, Rossijskaja Federatsija), is een land gedeeltelijk gelegen in Europa (Europees Rusland) en gedeeltelijk in Azië. Het ligt echter vanuit een politiek perspectief in Europa, omdat de belangrijkste delen ervan in het Europese deel liggen en ruim 70% van de bevolking hier woont. Moskou is de grootste stad, de hoofdstad en het economisch hart van Rusland. Ook zetelt de regering in Moskou.
Met zijn oppervlakte van 17.098.242 km² is Rusland het grootste land ter wereld, bijna tweemaal zo groot als het daaropvolgende land, Canada. Qua inwonertal is Rusland het negende land ter wereld. Rusland deelt zijn grenzen met de volgende landen (tegen de klok in van NW naar ZO): Noorwegen, Finland, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Wit-Rusland, Oekraïne, Georgië, Azerbeidzjan, Kazachstan, China, Mongolië en Noord-Korea. Verder is het door een smalle zeestraat gescheiden van de Verenigde Staten (Alaska) en Japan. De oblast Kaliningrad is een exclave, ingeklemd tussen Polen en Litouwen.
Het land vormde van 1917 tot 1991 als Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek (RSFSR) de kern van de Sovjet-Unie. Rusland is nu een onafhankelijk land en een invloedrijk lid van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS). In diplomatieke zaken wordt Rusland gezien als de opvolgerstaat van de Sovjet-Unie.
De munteenheid van Rusland is de Russische roebel.
Bestuurlijke indeling
In 1992 omvatte de Russische Federatie 89 gebieden met een uiteenlopende status en na een aantal hervormingen zijn dit er momenteel nog 83:
- 46 oblasten (provincies)
- 21 autonome republieken (respoebliki)
- 9 krajs
- 1 autonoom oblast
- 4 autonome districten (okroegs)
- 2 federale steden (Moskou en Sint-Petersburg)
Autonome republieken beschouwen zich soms als soeverein (onder meer Tatarije) of zelfs als onafhankelijk (opstandelingen in Tsjetsjenië). De grondgebieden van autonome districten liggen meestal op het grondgebied van een oblast of kraj. Sinds 2005 vindt een bestuurlijke hervorming plaats om het aantal deelgebieden terug te dringen. De autonome districten worden hierbij als eerste bestuurlijk samengevoegd met het deelgebied waarin deze liggen.
Sinds 2000 bestaat er tussen al deze regio’s en het nationale niveau een tussenlaag van zeven federale districten (federalnyj okroeg). De federale regering in Moskou heeft zich ten doel gesteld het aantal deelgebieden terug te brengen tot ongeveer 50. Op 23 oktober 2005 stemde de bevolking van de deelgebieden Kamtsjatka en Korjakië voor het samensmelten van beide gebieden. Eerder besloten Evenkië en Tajmyr al samen te gaan met kraj Krasnojarsk. De eerste reeds verwezenlijkte fusie is die van Permjakië en oblast Perm tot kraj Perm op 1 december 2005.
Geschiedenis van Rusland
Rusland heeft een veelbewogen geschiedenis. Vaak wordt de geschiedenis van Rusland ingedeeld in zes perioden (let wel: de markering van de vroegste perioden is weergegeven bij benadering):
- het Kievse Rusland (ca. 982 – 1200)
- het Tataars-Mongoolse juk (1200 – 1450)
- de Moskovische periode (1450 – 1700)
- de periode van het Russische Rijk (1700 – 1917)
- de Sovjet-periode (1917 – 1991)
- de post-Sovjetperiode (1992 – heden)
In dit artikel is deze indeling aangehouden.
Hoewel in dit artikel de geschiedenis van Rusland, die van de Sovjet-Unie en die van de post-sovjet Rusland gemakshalve als één continuüm worden beschouwd, zal het zwaartepunt liggen op de oude geschiedenis van Rusland, dat wil zeggen tot 1917, omdat er een afzonderlijk artikel is dat de geschiedenis van de Sovjet-Unie behandelt. De jongste geschiedenis van Rusland komt aan bod in de laatste paragrafen.
De oudste geschiedenis
In prehistorische tijden werd het gebied van het tegenwoordige Europese Rusland bewoond door voornamelijk Slavische en Fins-Oegrische stammen. De Slaven concentreerden zich waarschijnlijk in een gebied rondom de Pripjatmoerassen en zwermden van daaruit alle richtingen uit. De Slaven waren polytheïstisch en hadden een eigen pantheon. Ze waren een volk van voornamelijk landbouwers. In de steppen in het zuiden waagden zij zich liever niet: dat was het territorium van nomadische volkeren als de Scythen en de Hunnen die van tijd tot tijd invallen deden in noordelijker gebieden. Gaandeweg ontstonden er contacten en handelsbetrekkingen met de Griekse koloniën op de Krim en later met de Romeinse en Byzantijnse rijken.
De Kievse periode
In de vroege middeleeuwen zakten Zweedse Vikingen de Russische rivieren af en bouwden handelsnederzettingen. Na
verloop van tijd begonnen deze Vikingen een elite te vormen onder de Slaven, en noemden zich Varjagen. Het verhaal ging dat zij eens verjaagd werden door een Slavische opstand, maar dat de Slaven daarna ten onder dreigden te gaan in onderlinge strijd en dat ze de Varjagen daarom vroegen of ze weer de heerschappij over hen wilden voeren. Hoe het ook zij, de Varjaag Rurik wist in 860 een groot aantal nederzettingen in Noord-Rusland te verenigen, en viel zelfs Constantinopel aan. In de tweede helft van de 9e eeuw gingen de Varjagen op in de lokale bevolking en sindsdien kan van het begin van een Russische staat worden gesproken.
In 882 verenigde de vorst van Novgorod, Oleg de Wijze, zijn gebied met het zuidelijke Kiev, waarmee de eerste Russische staat gesticht was: een ovaalvormig gebied dat echter op het snijpunt van de belangrijkste handelsroutes tussen Noord, Oost, Zuid en West lag. De hoofdstad was Kiev, die echter zeer kwetsbaar was gelegen ten opzichte van de steppen met hun vijandige nomaden. Grootvorst Svjatoslav (regering 961-972) en andere vorsten moesten dan ook de Koemanen, Khazaren en Petsjenegen regelmatig buiten de deur houden. In 988 liet Vladimir de Grote zich dopen en zo deed het christendom zijn intrede. Volgens de kronieken stuurde Vladimir gezanten naar de centra van de verschillende religies. De gezanten die naar Byzantium waren geweest, waren onder grote indruk van de schoonheid van de Grieks-Orthodoxe liturgie. In dit verband moet ook het verzoek van de keizer van Byzantium, Basilius II (976-1025) aan Vladimir om militaire hulp genoemd worden, rond het jaar 987. De twee sloten een verbond, waarin overeengekomen werd dat Vladimir Basilius militair zou steunen en dat Vladimir Basilius’ zuster Anna tot vrouw zou krijgen – op voorwaarde dat Vladimir zich zou laten dopen. Rusland werd gekerstend, hoewel allerlei overblijfselen van het heidendom nog lange tijd zouden blijven voortbestaan.
Met de bekering tot het christendom deed de Byzantijnse cultuur haar intrede, die de Russische cultuur voor de komende zeven eeuwen zou bepalen. Er kwamen veel architecten, kunstenaars e.d. naar Kiev om de stad te verfraaien. Er verrezen kerken en kathedralen met fraaie iconen en mozaïeken.
Tijdens de regeerperiode van Jaroslav van Kiev kwam de eerste codificatie van het recht tot stand met de zg. Roesskaja pravda. Dit wetboek heeft voornamelijk betrekking op straf-, erf-, handels- en procesrecht en is het oudste document van de Oost-Slaven waarin juridische, sociale en economische verhoudingen worden gereguleerd. Na de dood van Jaroslav de Wijze in 1054 begon het rijk echter uiteen te vallen in kleine vorstendommetjes. Het bereikte een halve eeuw later nog eenmaal jaren van glans en glorie om in 1169 definitief uiteen te vallen.
Het Tataars-Mongoolse juk
Deze versnippering verzwakte de Russen, net op het moment dat de Mongolen hun rijk begonnen op te bouwen. In 1223 versloegen ze de Russen en Chazaren vernietigend bij Khalka. De dood van Dzjengis Khan in 1227 bracht uitstel, maar in 1245 werd Rusland alsnog onderworpen tijdens de Mongoolse invasie van Rusland. Bijna alle Russische steden werden verwoest. Ook Kiev, dat volgens velen destijds een fraaie stad was, werd met de grond gelijk gemaakt; het zou enkele eeuwen duren voordat Kiev weer zou worden opgebouwd. Het Tataars-Mongoolse juk betekende een traumatisch einde van het oude Kievse Rusland.
De Mongolen voelden er echter niets voor om alle vorstendommen stuk voor stuk te bezetten, of de voor hen ontoegankelijke wouden in te gaan. Ze installeerden zich daarom in de steppen en pasten indirect rule toe: de Russische vorsten behielden hun plaatselijke autoriteit, maar moesten zich onderwerpen aan de Kans. Van de bevolking inden de Mongolen een schatting. Wanneer een stad tekenen van opstandigheid vertoonde werden er echter wrede represaillemaatregelen genomen en werd de stad in kwestie met de grond gelijk gemaakt. De stadstaat Novgorod was in die tijd het belangrijkst, mede door de gunstige ligging in het noordwesten en wist zich grotendeels te onttrekken aan de invloed van de kans. Vanuit het westen kwam evenwel een andere dreiging: de Duitse Orde; men wilde Pskov en Novgorod innemen en het rooms-katholicisme invoeren. Vorst Alexander Nevski van Novgorod wist de Duitse Orde in 1242 te verslaan bij Pskov (Slag op het Peipusmeer).
Ook het Mongoolse Rijk hield als eenheid niet lang stand, en viel uiteen in een aantal staten (die slechts formeel verantwoording schuldig waren aan de Groot-Khan te Karakorum). In de Zuid-Russische steppen ontwikkelde zich het Rijk van de Gouden Horde, dat langzamerhand geïslamiseerd werd.
Uit de restanten van het Kievse rijk ontwikkelden zich geleidelijk drie volkeren: de Oekraïners in het zuiden, de Wit-Russen in het noordwesten en de Russen in het noorden en noordoosten.
Vanaf 1325 begon het toen nog onbelangrijke vorstendom Moskou zich te ontwikkelen onder Ivan I. In 1375 verkreeg het politieke hegemonie. In 1380 bracht Dmitri Donskoi de Mongolen op het Snippenveld een nederlaag toe (de Slag van Koelikovo); deze overwinning betekende niet meteen het einde van de Mongoolse heerschappij, maar gaandeweg werd de macht van de Mongolen over Rusland tenietgedaan. Het Grootvorstendom Moskou groeide langzamerhand uit tot het belangrijkste vorstendom en voegde steeds meer land aan zijn gebied toe.
De Moskovische periode
De eerste Tsaren
Na de val van Constantinopel in 1453 ging Ivan de Grote vanaf 1462 de titel “Tsaar van geheel Rusland” voeren. Volgens hem was de Romeinse keizerstitel van Byzantium op hem overgegaan, omdat hij met de Byzantijnse prinses Sophia getrouwd was en Rusland bovendien het laatste bolwerk van de Oosterse orthodoxie was. In 1478 rekende hij af met rivaal Novgorod, en twee jaar later, in 1480, verwierp hij de soevereiniteit van de Gouden Horde. Dit was door verdeeldheid inmiddels al in drie rijken uiteengevallen. Vanaf dat jaar wordt het grootvorstendom Moskou aangeduid als Moskovië (Moskouse staat).
Van 1533 tot 1584 regeerde Ivan IV, die de eerste zeeweg opende, de eerste zeehaven stichtte (Archangelsk) en handelsbetrekkingen met Engeland aanknoopte. Met de verovering van Kazan (hoofdstad van het islamitische kanaat Kazan) in 1552, het kanaat Astrachan en het kanaat Sibir werd een begin gemaakt met de verovering van de gebieden ten oosten van de Wolga en van wouden en steppen van Siberië. De Krimtartaren lieten zich echter niet overrompelen en plunderden Moskou in 1571. Ivan IV werd op latere leeftijd paranoïde en zijn regeerperiode ontaardde in een schrikbewind met staatsterreur, de zg. Opritsjnina; zelfs de hoogste geestelijke, metropoliet Filip van Moskou, liet hij in 1569 ombrengen omdat deze openlijk stelling nam tegen de wetteloosheid van de politiek van de tsaar. Het is aan deze periode te danken dat hij de bijnaam “de Verschrikkelijke” kreeg. Na zijn dood in 1584 volgde Ivans gehandicapte zoon Fjodor hem op. Maar feitelijk regeerde diens zwager Boris Godoenov. Na Fjodors dood begon een chaotische tijd die in Rusland bekendstaat als de Tijd der Troebelen.
De Tijd der Troebelen
Na de dood van Fjodor werd Boris Godoenov, zwager van Ivan de Verschrikkelijke, tsaar van Rusland. Zijn regeerperiode bracht weliswaar een tijd lang economische bloei, maar eindigde met hongersnood en werd bovendien overschaduwd door het gerucht dat hij tsarevitsj Dimitri, de zoon van Ivan de Verschrikkelijke, had laten vermoorden om zelf tsaar te worden.[1] Tegelijkertijd kreeg hij last van een door een Poolse prinses gesteunde man, die beweerde de miraculeus aan de dood ontsnapte Dimitri te zijn. Deze valse Dimitri werd na de dood van Boris Godoenov en diens zoon Fjodor gedurende korte tijd tsaar. Hierna volgde een periode van constante machtswisselingen, meer valse Dimitri’s, binnenlandse twisten, invallen door Polen-Litouwen en Zweden en hongersnoden. In deze periode waren alle staatsstructuren en staatsinstituties van Rusland verlamd of hadden deze feitelijk opgehouden te bestaan, omdat er door de algehele rampspoed geen centraal overheidsgezag meer was. In deze tijd van ontreddering was de staatkundige toekomst van Rusland uiterst onzeker geworden. In 1610 werd de Poolse kroonprins Wladislaus Wasa, met steun van een pro-Poolse bojarenfactie, tot tsaar van Moskou gekroond. Dit leidde tot patriottische opstanden in het hele land, en op 25 oktober 1612 moest het Poolse garnizoen in Moskou zich overgeven aan de volksmilities onder leiding van de legendarische Koezma Minin en vorst Pozjarski, die vanuit de periferie naar de hoofdstad waren opgerukt.
De dynastie van de Romanovs
In 1613 besteeg Michail Romanov, een achterneef van Ivan de Verschrikkelijke, de troon. Hij werd gekozen door een nationale vertegenwoordiging met vertegenwoordigers uit vijftig steden. Het geslacht Romanov regeerde tot 1917.
De meest dringende taak van de nieuwe machthebber was het herstellen van de orde: het land was geteisterd door oorlog, plunderingen door de Zweden en Polen, hongersnoden en de onafzienbare chaos die deze tot gevolg hadden. De eerste jaren brachten weinig verbetering, maar de sociaal-politieke stabiliteit in Rusland was enigszins hersteld. Als gevolg van de oorlog tussen Zweden en Polen-Litouwen kreeg Rusland de kans met Zweden in 1617 en met Polen-Litouwen in 1619 vrede te sluiten.
Het schisma in de Russische kerk van 1666-67
Rusland beschouwde zichzelf, na de val van Constantinopel in 1453, als bolwerk en hoeder van de orthodoxie en dit bewustzijn was sterk vergroeid geraakt met het nationaal bewustzijn. In 1652 begon toenmalig patriarch Nikon hervormingen door te voeren die erop waren gericht om de Russische kerk te uniformeren met de Grieks-Byzantijnse kerk; hierbij had hij de steun van tsaar Aleksej Michajlovitsj. De Russische kerk week op een aantal rituele en tekstuele punten af van de Byzantijnse traditie en men ging ervan uit dat deze verschillen waren ontstaan door fouten aan Russische zijde bij het overschrijven van kerkelijke boeken e.d. Velen betwistten de juistheid en legitimiteit van deze hervormingen en het kwam tot massale protesten, aangevoerd door onder meer aartspriester Avvakoem Petrov. Desalniettemin werden op het concilie van 1666-67 de nieuwe riten en teksten ingevoerd en werd de oude “Russische” traditie vervloekt, net als iedereen, die trouw wilde blijven aan de oude riten en teksten. Het kwam tot een schisma, waarbij er een officiële kerk kwam, gesteund door de staat, en groeperingen die deze hervormde kerk niet erkenden, de zg. oudgelovigen. De oudgelovigen werden lange tijd vervolgd, tienduizenden zijn geëxecuteerd. Dit schisma, dat ook bekendstaat onder zijn Russische naam Raskol, bestaat nog altijd.
Het schisma had grote gevolgen voor de Russische maatschappij en cultuur: er ontstond het Rusland van een bestuurlijke, veelal aristocratische elite die steeds meer verwesterde en seculariseerde, en het Rusland van het gewone volk, dat trouw bleef aan het “heilige Rusland” met zijn vroomheidsideaal. Uiteindelijk waren beide volkomen van elkaar vervreemd, wat volgens sommige historici en publicisten (o.a. Aleksandr Solzjenitsyn) de kiem heeft gelegd voor de ineenstorting van Rusland in het begin van de 20e eeuw.
De verovering van het oosten
Na de uitschakeling en inname van Sibir door de avonturier Jermak drongen Kozakken, tsaristische troepen, bontjagers en avonturiers Siberië binnen. In 1645, nog geen 70 jaar na de inname van Sibir, stonden zij al aan de Grote Oceaan. De steppe- en taigabewoners, zoals de Toengoes, boden weinig of geen weerstand: de Chinezen wisten de Russische landhonger pas bij het Verdrag van Nertsjinsk in 1689 een halt toe te roepen. De bepalingen van dat verdrag werden in 1727 nader gedetailleerd in het verdrag van Kjachta. De afgelegen Tsjoektsjen wisten de Kozakkenlegers echter een aantal keer te verslaan, voordat ze alsnog werden onderworpen. De onderworpen volken moesten belasting (jasak) aan de tsaren in Moskou betalen. Vaak in de vorm van dierenhuiden. Deze praktijk ging vaak gepaard met grootschalige afpersing en onderdrukking, waarbij de belastinginners zichzelf verrijkten ten koste van de onderworpen volkeren.
De periode van het Russische Rijk
Peter de Grote
Deze tsaar staat bekend als de tsaar die zijn land met geweld wilde moderniseren. Hij was als jongen vaak in de Duitse wijk van Moskou te vinden, vloekte als een ketter, bedreef op zijn veertiende al de liefde, en wist allerlei apparaten als hij ze voor het eerst zag uit elkaar te halen en weer in elkaar te zetten. Tijdens zijn Grote Ambassade reisde hij (officieel incognito) met zijn edelen naar Engeland en Nederland, waar hij in het Tsaar Peterhuisje verbleef en onder andere een aantal Nederlandse scheepstermen in het Russisch introduceerde.
Peter de Grote voerde met beperkt succes oorlog tegen het Ottomaanse Rijk (Tweede en Derde Russisch-Turkse Oorlog) en de Perzen (Eerste Russisch-Perzische Oorlog), maar wist de Grote Noordse Oorlog tegen Zweden te winnen, waardoor de rol van Zweden als grootmacht grotendeels was uitgespeeld en Rusland, dat vanaf 1721 bekend kwam te staan als het Russische Rijk, toegang kreeg tot de Oostzee.
Peter de Grote voerde binnenlands met grote hardvochtigheid hervormingen door. Hij wilde Rusland europeaniseren. Hij hief een belasting op het dragen van baarden, of dwong edelen zich te scheren en westerse kledij te dragen. Hij schafte het patriarchaat af en verving deze institutie door een nieuw orgaan, de Heilige Synode. Vanaf dat moment werd de kerk feitelijk ingelijfd door de staat en werd ze ook bestuurd door de staat. In 1703 stichtte hij de stad Sint-Petersburg in een op de Zweden veroverd moeras. Bij de bouw van deze nieuwe hoofdstad stierven duizenden arbeiders, onder wie veel Zweedse gevangenen en vooral veel lijfeigenen.
In deze periode deed ook de West-Europese cultuur definitief haar intrede in Rusland; was tot het midden van de 17e eeuw de Russische cultuur op de erfenis van Byzantium georiënteerd geweest, nu vonden stijlen als de barok en later het classicisme een grote verspreiding in Rusland.
Catharina de Grote
Catharina de Grote was oorspronkelijk een Duitse prinses die met de zwakke Russische troonopvolger trouwde. Toen haar echtgenoot zijn tante opvolgde was het Catharina die de werkelijke macht had. Haar echtgenoot werd later vermoord.
Bijna gedurende haar hele leven voerde Catharina correspondentie met bekende filosofen uit het tijdperk van de verlichting, zoals Voltaire en Diderot. Hoewel ze elkaar nooit hebben ontmoet, maakte Catharina met haar brieven een grote indruk op Voltaire, en hij noemde haar De ster van het noorden en Semiramis van Rusland. Hiermee werd haar reputatie in het Westen gevestigd. Toch was de heerschappij van Catharina in de praktijk allerminst verlicht: tijdens haar regeerperiode werden censuur en lijfeigenschap verzwaard.
In 1773 begon een opstand van de kozak Jemeljan Poegatsjov, die zich uitgaf voor Catharina’s voormalig echtgenoot Peter III. In eerste instantie werd deze opstand zo goed als genegeerd, maar nadat belangrijke steden in handen waren gekomen van de opstandelingen, liet Catharina de opstand genadeloos neerslaan. Poegatsjov werd gearresteerd, in een kooi naar Moskou vervoerd en daar publiekelijk geëxecuteerd. De Franse Revolutie van 1789 was een grote schok voor Catharina, omdat zij inzag dat de idealen van de Verlichting hadden geleid tot deze revolutie. Bevreesd dat een dergelijke revolutie ook in Rusland kon plaatsvinden, liet zij alle schijn van de Verlichting vallen, en trok de teugels een stuk strakker aan. Van enige vrijheid van meningsuiting was daarna tot haar dood geen sprake meer. Desondanks bleef ze sommige ideeën van de Verlichting trouw, en probeerde ze in navolging van Peter de Grote Rusland verder te verwesteren.
In de jaren 1768 – 1792 voerde ze twee keer met succes oorlog tegen de Turken en stichtte de stad Odessa aan de Zwarte Zee waarmee de Russen toegang tot de Middellandse Zee kregen. Door deze overwinningen groeide de Russische invloedssfeer tot in Oekraïne, de Krim en de noordelijke Kaukasus, die zichzelf onafhankelijk verklaarde van het Ottomaanse Rijk.
Napoleons veldtocht
De Russen hadden deelgenomen aan de veldtochten die door de verschillende coalities tegen het revolutionaire Frankrijk werden georganiseerd (zie napoleontische oorlogen). Paul I sloot zich in 1798 bij de Coalitie aan, maar werd in 1801 vermoord. De verwarring ten gevolge hiervan zorgde dat Rusland tijdelijk niet aan de strijd deel kon nemen. Pauls zoon, Alexander I, nam deel aan de Derde Coalitie (1805-07), maar werd na de Russische nederlaag bij de Slag bij Friedland in 1807 bondgenoot van Frankrijk. Rusland voerde het Continentaal Stelsel in, en liet Frankrijk zijn gang gaan in West-Europa. In ruil hiervoor zou Frankrijk zich niet bemoeien met Russische veroveringen elders, en kreeg Rusland Finland. Profiterend van deze afspraak zette de tsaar de oorlog tegen Iran voort, en veroverde Kaukasische gebieden (zie Russisch-Perzische Oorlog (1804-1813)). Frankrijk had hier geen bezwaren tegen en Engeland had het te druk met Frankrijk om hier iets aan te kunnen doen.
Rusland had echter een lange handelstraditie met Engeland. Sinds de tijd van Ivan IV hadden de Engelsen op Rusland gevaren: eerst op Archangelsk, later op Sint-Petersburg. Een machtig patriciaat was ontstaan, dat belang had bij de handel, zich verzette tegen het Continentaal Stelsel en hier, aangemoedigd door Engelse handelaren en spionnen, bij de tsaar hun beklag over deden. De druk werd zo hevig dat Alexander in 1810 het Continentaal Stelsel afschafte. De reactie van Napoleon bleef niet lang uit.
In het hele Franse keizerrijk en de vazalstaten werden mannen geronseld voor een nieuw leger, dat tegen Rusland zou optrekken. Bekend waren de lotingen, waardoor per dorp of stad een deel van de gezonde mannen dienst moest nemen. Uiteindelijk stond in juni 1812 een leger van 600.000 man bij de Njemen klaar: la Grande Armée (het Grote Leger). Veldmaarschalk Koetoezov paste de tactiek van de verschroeide aarde toe: alles op het pad van het leger werd meegenomen of vernield. Het Russische leger trok zich voortdurend terug. Op 7 september kwam het in Borodino tot een veldslag, waarbij 250.000 man Russische troepen tegenover een leger van 600.000 kwamen te staan. Deze grote veldslag eindigde onbeslist, maar was het eerste teken dat het leger van Napoleon verslagen kon worden.
Koetoezov koos ervoor om terug te trekken om het leger te kunnen hergroeperen, waarbij de verdediging van Moskou werd opgegeven. Op 14 september trokken de troepen van Napoleon een grotendeels verlaten Moskou binnen.
Napoleon had gehoopt dat de Russen het uiterlijk na de inname van Moskou zouden opgeven. Terwijl het leger van de tsaar zich ten zuidwesten van Moskou hergroepeerde, wachtte Napoleon tevergeefs op een Russische overgavedelegatie die maar niet kwam. Uiteindelijk brak een enorme brand in Moskou uit, waarbij de weinige voorraden die de Fransen hadden verloren gingen. Omdat de winter naderde, trok Napoleon zich terug. De terugtocht werd echter een nachtmerrie. De herfst bracht stortbuien, gevolgd door strenge vorst. De Kozakken werden steeds brutaler en vielen de gedemoraliseerde soldaten aan; ook had men veel last van partizanen. Tegen november bereikten slechts 10.000 man de Berezina (zijrivier van de Dnjepr), waarbij ook nog eens velen verdronken toen een brug het begaf. De Fransen trokken Pruisen binnen met de Russen op hun hielen, waarop Pruisen de zijde van Rusland koos. Na de Volkerenslag te Leipzig in 1813, waarin de Russen een belangrijk aandeel hadden, werd Napoleon steeds verder ingesloten, en uiteindelijk trokken de Russen met hun bondgenoten Parijs binnen. In het daarop volgende Congres van Wenen had Rusland een belangrijke stem in het kapittel en consolideerde het zijn nieuwe machtspositie. Daarnaast stelde het zich samen met Pruisen (later Duitsland) en Oostenrijk-Hongarije ten doel te voorkomen dat ooit weer revoluties, zoals die van 1789, “gevaarlijke” vormen zouden kunnen aannemen.
In 1848 zou Rusland deze belofte nakomen, toen een Hongaarse opstand in het rijk van Habsburg door Russische troepen onderdrukt werd. Rusland, Pruisen en Oostenrijk vormden een conservatief blok binnen Europa.
Rusland in de 19e eeuw
In de 19e eeuw begonnen de eerste opstanden uit te breken tegen de tsaren en vooral tegen hun autocratische regime. De eerste opstand om de tsaar ten val te brengen was de decembristenopstand op 14 december 1825 tegen Nicolaas I. Later kwamen de nihilisten op en werden Alexander II en Alexander III het doelwit van moordaanslagen. In de 19e eeuw maakte Rusland een grote culture bloei door en maakte de wereld kennis met de Russische literatuur, Russische muziek en met het Russische ballet.
Nicolaas I
Na 1825 begon Rusland een imperialistische politiek te voeren. Men streefde naar een keten van loyale satellietstaten op de Balkan, de herovering van Istanboel, onderwerping van Centraal-Azië tot aan de Indische Oceaan, invloed in China, en toegang tot de ijsvrije havens. Dit zou hen vooral met de Engelsen in conflict brengen (het Grote Spel). De Grote Oosterse Kwestie werd actueel: wie zou wat krijgen als het Ottomaanse Rijk in Turkije zou bezwijken? Deze politiek was overigens geheel in de lijn van die van de meeste landen in de 19e eeuw: Nederland breidde uit in Indonesië, Frankrijk, Italië, Duitsland, België en Engeland in Afrika, vrijwel alle westerse mogendheden in China, Engeland in India.
Rusland voerde dan ook regelmatig oorlogen tegen Turkije (11 maal) en Iran/Perzië (4 maal), voor gebiedsuitbreiding in Centraal-Azië. Zowel de Derde Russisch-Perzische Oorlog (1804-1813) als de Vierde Russisch-Perzische Oorlog (1826-1828) werden door de Russen gewonnen. De Engelsen en de Fransen zagen dit met argusogen aan en besloten in 1853 Turkije te steunen. Het resultaat was de Krimoorlog, die tot 1856 duurde, en Rusland dwong in te binden.
Ook probeerde Rusland toegang te verkrijgen tot de Zwarte Zee door de Kaukasus te veroveren tijdens de Kaukasusoorlog. Hierbij kwamen de Russische troepen onder andere in aanraking met de Tsjetsjenen. Een Dagestaanse leider genaamd Imam Sjamil wist gedurende 25 jaar (1834-1859) stand te houden tegen de Russische legers, waarna het gebied alsnog, zij het nominaal, onder bestuur kwam van Rusland. In het gebied rond Tsjetsjenië braken echter regelmatig opstanden uit.
Alexander II
Na de Krimoorlog richtte tsaar Alexander II zijn aandacht weer op Azië. Rusland nam in de jaren 1858-1860 de Amoer- en maritieme provincies in op China, en stichtte Vladivostok (“Beheers het oosten”). De zuidelijke Centraal-Aziatische kanaten (Turkestan) werden veroverd, ondanks een jihad die tegen Rusland werd uitgeroepen. Hier ontstond het gouvernement-generaal Turkestan. In 1861 vond een belangrijke hervorming plaats: tsaar Alexander II schafte de lijfeigenschap af. Deze op het eerste gezicht positieve maatregel werkte echter op korte termijn niet of zelfs averechts: door de financiële verschillen tussen de grootgrondbezitters en boeren raakten de laatsten opnieuw afhankelijk van de eersten. Soms kwamen ze zelfs in een slechtere positie dan voorheen, omdat de weinige bescherming die het lijfeigenschap bood ook verviel.
In 1877 viel een enorme Russische legermacht de Turkse Balkan binnen tijdens de Tiende Russisch-Turkse Oorlog. Ondanks de Turkse verdediging bij Plevna aan de Donau kwamen de Russische legers tot 100 km van Istanboel, waarop de sultan capituleerde. De Russen legden hem vervolgens het Verdrag van San Stefano op, dat hen via een enorme vazalstaat Bulgarije controle over de Balkan zou geven. Engeland en Oostenrijk-Hongarije protesteerden, Duitsland bemiddelde. Tenslotte werd in Berlijn besloten Bulgarije in twee vorstendommen (Oost-Roemelië en Bulgarije) te splitsen en een derde deel, Macedonië, onder Turkse heerschappij te laten. Oostenrijk-Hongarije mocht Bosnië en Herzegovina bezetten (het bleef net als Bulgarije wel formeel deel van het Ottomaanse Rijk), en Cyprus kwam aan Engeland. De Duitsers hadden de Europese machten handig tegen elkaar uitgespeeld; Rusland was teleurgesteld, Bulgarije woedend. Vanaf 1878 zou Rusland zich intensief met Bulgarije bemoeien. Rusland keerde zich hierop weer naar de Balkan. De Oostenrijkse annexatie van Bosnië en Herzegovina was voor Rusland een zeer onaangename verrassing en Rusland besloot samenwerking tussen de Balkanstaten te bevorderen om een blok tegen Oostenrijk te vormen. Dit blok bleek echter plannen tegen Turkije te smeden, wat op de Balkanoorlogen uitliep. Ondanks deze Russische teleurstelling stond de Russische regering sterk onder druk van de “panslavisten”, die vonden dat Rusland zijn “kleinere Slavische broeders” Servië en Bulgarije moest steunen. Dit trok de tsaar meer en meer in de gevaarlijke maalstroom van de Balkan, en naar een confrontatie met Oostenrijk-Hongarije.
Tsaar Alexander II kwam in 1881 om bij een bomaanslag in Sint-Petersburg. Voor zijn moord werd onder anderen Aleksandr Oeljanov veroordeeld en opgehangen. Aleksandr Oeljanov was de broer van Vladimir Oeljanov die zich later Vladimir Lenin zou noemen.
Alexander III
De pogingen die Alexander II had gedaan om meer autonomie te geven aan het Russische volk werden door Alexander III volledig tenietgedaan. Als gevolg van de moord op zijn vader was hij van mening dat deze vorm van vrijheid alleen maar zou zorgen voor meer revolutionaire ideeën. Hij voerde een reactionair bewind. Hij ontsloeg de liberaal gezinde ministers van zijn vader, verscherpte het staatstoezicht op middelbaar en hoger onderwijs, breidde de bevoegdheden van de politie aanzienlijk uit en ageerde als behoeder van de orthodoxie streng tegen joden, Rooms-katholieken en protestanten. Opstandelingen en dissidenten werden massaal naar Siberië verbannen. Zijn buitenlandse politiek, aanvankelijk pro-Duits, raakte gaandeweg op Frankrijk georiënteerd.
Nicolaas II; Stolypin
De Russische politiek in Azië bracht Rusland in conflict met een nieuwe vijand: Japan. Van 1904-1905 woedde de Russisch-Japanse Oorlog, die voor Rusland uitliep op een smadelijke nederlaag en op het verlies van Mantsjoerije en de zuidelijke Trans-Siberische spoorlijn. De Russen moesten zich terugtrekken uit Port Arthur en Shanghai en ook Zuid-Sachalin werd bezet. Direct hierop volgde de revolutiepoging van 1905 die een reactie was op het bruut neerslaan van een vreedzame demonstratie in Sint Petersburg (“Bloedige zondag”). Tsaar Nicolaas II deed daarop concessies die hij echter later weer introk.
Pjotr Stolypin, voorzitter van de ministerraad van 1906 tot 1911, voerde belangrijke hervormingen door op het gebied van de landbouw. Deze landbouwhervormingen waren veelbelovend. Stolypins uitspraak dat zijn hervorming “een weddenschap op de sterken” was, is vaak op moedwillige wijze verkeerd geïnterpreteerd. Stolypin probeerde zo veel mogelijk boeren de gelegenheid te geven zich uit de armoede te verheffen, door de consolidatie van versnipperde kleine percelen te bevorderen, door het verstrekken van bank- en verzekeringsfaciliteiten aan de boeren en door de emigratie uit overbevolkte gebieden naar de onontgonnen gronden van Kazachstan en Zuid-Siberië te bevorderen. Het doel waarnaar Stolypin streefde was een klasse van enigszins welgestelde boeren te creëren, die een steunpilaar zouden zijn voor de maatschappelijke orde. Beroemd is zijn uitspraak, gericht tot revolutionairen: “Jullie hebben grote opschuddingen nodig, wij een groot Rusland!” . (Zie artikel: Landbouwhervormingen van Stolypin). Stolypin werd in 1911 door een revolutionair vermoord.
De tijden werden steeds roeriger: opstanden en stakingen waren aan de orde van de dag; de roep om hervormingen werd steeds luider. Toch achtte de tsaar zelf Rusland nog niet rijp voor een constitutionele monarchie en probeerde hij de autocratische regeerstijl van zijn vader door te zetten. Hierdoor werden allerlei oppositionele groeperingen de illegaliteit ingedreven, waardoor deze radicaliseerden. Economisch werden er grote successen geboekt, maar door het uitblijven van politieke hervormingen bleef het gisten en broeien. Deze factoren, gecombineerd met nederlagen in de Eerste Wereldoorlog, bezegelden het lot van de monarchie.
De Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie
In 1914 nam Rusland als geallieerde deel aan de Eerste Wereldoorlog. De Russische legers sloegen een Oostenrijkse aanval af en drongen Oost-Pruisen binnen, maar werden vernietigend verslagen bij Tannenberg en de Mazoerische Meren. De troepen waren slecht bewapend: soms had één op de drie soldaten een geweer en moest de rest maar hopen wapens van gevallen kameraden of vijanden te vinden. De oorlog verliep dramatisch: de Russische verliezen waren enorm en de Russen werden verder en verder in eigen land teruggedreven. In januari en februari 1917 leidden stakingen en rellen aan het thuisfront tot de Februarirevolutie , die de monarchie ten val bracht. Er werd een Voorlopige Regering onder leiding van Alexander Kerenski geïnstalleerd, die aan zou blijven tot er algemene verkiezingen zouden worden gehouden – deze zouden echter nooit plaatsvinden.
Kerenski’s belofte aan de geallieerden om de oorlog voort te zetten (die hij gestand deed) werd hem echter zeer kwalijk genomen. Zowel monarchisten als bolsjewieken trachtten hem af te zetten. In november 1917 pleegden de bolsjewieken, meedeinend op de algemene ontevredenheid, onder leiding van Lenin een coup, de zg. Oktoberrevolutie. Aan het front losten de Russische legers op in het niets.
De nieuwe bolsjewistische regering besloot met de Duitsers te gaan onderhandelen. De eisen van de Duitsers waren echter zeer zwaar, en Trotski, die de delegatie leidde, trachtte tijd te winnen. Het Duitse lenteoffensief van 1918 was echter desastreus voor de jonge republiek: Estland en de praktisch onverdedigde Oekraïne vielen de Duitsers in handen. Lenin en Trotski zagen zich gedwongen de deplorabele situatie onder ogen te zien en tekenden het Verdrag van Brest-Litovsk.
De burgeroorlog (1918-1922)
Ondertussen begonnen de opponenten van de bolsjewieken zich te roeren: de Witte legers brachten Siberië en, na de Duitse wapenstilstand in november 1918, ook de Oekraïne onder hun controle. De Finnen, Polen, Esten, Letten en Litouwers grepen hun kans en maakten zich los. De Armeniërs deden hetzelfde, maar hun jonge republiek werd drie jaar later tussen Rusland en het kemalistische Turkije verdeeld. Witte generaals trachtten Moskou te bereiken, maar weigerden hun acties te coördineren; deze onderlinge verdeeldheid zou de Witten fataal worden. Ondertussen stampte Trotski het Rode Leger uit de grond. Een interventiemacht, bestaande uit Engelse, Franse, Amerikaanse en Japanse troepen trok via meerdere havens het land binnen. Hun komst werkte in feite averechts: hun aantallen waren te klein om van betekenis te kunnen zijn, maar de interventietroepen dreven de mensen in de armen van de Roden.
De Russische Burgeroorlog werd aan beide kanten zeer wreed uitgevochten. De Roden (communisten, anarchisten) martelden en moordden op grote schaal priesters, monniken, mensen van adel en gewone burgers die niet aan de kant van de Roden stonden. De Witten (monarchisten, mensjewieken, liberalen) deden hetzelfde met rode guerrilla’s, joden en anderen. Trotski zei dat alleen door wreedheid de oorlog gewonnen kon worden en de bolsjewieken maakten de zg. “Rode Terreur” tot een deel van hun politieke programma. Lenin dreigde iedere criticus tegen de muur te zetten. In juli 1918 gaf hij persoonlijk opdracht aan Jakov Sverdlov om de tsarenfamilie, de “levende banier” voor de vijand, te executeren. De oorlog bracht hongersnoden (plaatselijk kwam zelfs kannibalisme voor) en grote ontreddering. In 1922 wisten de Roden de oorlog tenslotte te winnen, maar het bleef nog tot 1924 onrustig. Twee tot drie miljoen Russen verliet het vaderland; zij waren het die later “emigranten van de eerste golf” werden genoemd. De gevluchte of uitgewezen intellectuele elite verzamelde zich hoofdzakelijk in Parijs.
De Sovjet-periode
De beginperiode van de Sovjet-Unie; de NEP
Na de burgeroorlog was het land verscheurd en uitgeput en kon er geen sprake zijn van het implementeren van een socialistisch economisch systeem. In 1921 besloot men het kapitalistische systeem voorlopig te handhaven en zo de voorwaarden te scheppen voor de economie om zich te herstellen. Deze periode wordt de NEP-periode genoemd (Nieuwe Economische Politiek) en duurde zeven jaar. Moderne en avant-gardistische kunst en literatuur konden bloeien; het waren de hoogtijdagen van onder meer de futuristische dichter Vladimir Majakovski.
Tegen de achtergrond van deze liberale economische politiek rekenden de bolsjewieken onverminderd af met hun tegenstanders en potentiële vijanden: liberale en religieuze elementen, met name de Russisch-orthodoxe kerk. Nog een aantal malen kwam het op verschillende plaatsen tot opstanden van de bevolking, maar deze werden hard neergeslagen. Vanaf het begin van de heerschappij van de bolsjewieken werden de kerken, de islam en andere godsdiensten meedogenloos vervolgd. De toenmalige patriarch van de Russische kerk, Tichon, werd tot zijn dood in 1925 eindeloos getreiterd met arrestaties en verhoren. Een bezoek aan een kerkdienst o.i.d. kon al levensgevaarlijk zijn als dit bezoek aan het licht kwam. Van duizenden kerken werd de inventaris geconfisqueerd; ze werden gesloten en kregen een herbestemming of ze werden opgeblazen.
De Sovjet-Unie onder Stalin
In de loop van 1922 en 1923 ging de gezondheid van Lenin hard achteruit. Stalin had ondertussen achter zijn rug om een grote macht opgebouwd, terwijl Trotski over het Rode Leger kon beschikken. Na Lenins dood in 1924 wist Stalin na een machtsstrijd (met als belangrijkste tegenstrever Trotski) zich van de macht in partij en staat van de prille Sovjet-Unie meester te maken (1928) en hield die vijfentwintig jaar in handen. Trotski werd verbannen en vanwege Stalins paranoia uiteindelijk vermoord in Mexico.
Nadat Stalin de macht definitief in handen had, maakte hij in 1928 een einde aan de NEP. Hij voerde het eerste vijfjarenplan in en installeerde het zg. Centraal Planbureau. Stalin initieerde de collectivisering van de landbouw, waarbij kolchozen (collectieve boerengemeenschappen) en sovchozen (staatsboerderijen) tot stand kwamen. Dit ging gepaard met grootschalige staatsterreur en wetteloosheid. Niet alleen welgestelde boeren, maar ook beduidend minder welvarenden (mensen die bijvoorbeeld een koe of een aantal bijenkorven hadden) werden ideologisch gediscrediteerd en tot “koelakken” bestempeld. Deze mensen waren daarmee feitelijk vogelvrij verklaard; alles werd hun afgenomen en ze werden aan het lot overgelaten. Velen stierven van de ontberingen; sommigen verdwenen in strafkampen of gevangenissen. De collectivisatie betekende het einde van de traditionele boerencultuur en liet de landbouw, beroofd van initiatiefrijke en zelfstandige boeren, berooid achter. Het zou nog jaren duren eer de landbouwproductiviteit weer op het niveau van voor de collectivisering was.
Er kwam ook een resoluut einde aan het experimenteren op het gebied van kunst en literatuur; het socialistisch realisme werd nu de norm.
De moord op Sergej Kirov (1934) luidde het begin van ‘De Grote Zuivering’ in. De Grote Zuivering was een meedogenloze heksenjacht: voormalige oppositieleiders binnen de partij, staatshoofden, premiers en partijleiders van de deelrepublieken, intellectuelen, kunstenaars, trotskisten (aanhangers van Trotski), zinovjevisten (aanhanger van Zinovjev), rechtsen, maar ook veel gewone burgers werden het slachtoffer van Stalins ‘zuiveringen.’ Bijna de halve legerleiding, waaronder de bekende maarschalk Michail Toechatsjevksi, werd terechtgesteld. De strafkampen zaten overvol. Berucht waren onder andere de goelags van de Kolyma-zilvermijnen in Jakoetië. Door middel van een netwerk van verklikkers en NKVD hield Stalin de bevolking onder controle.
In 1938 begon Stalin voorzichtig toenadering te zoeken tot Engeland en Frankrijk, maar deze toonden weinig animo. Uiteindelijk sloot hij een non-agressiepact met Hitler, het zogenaamde Molotov-Von Ribbentroppact. Dit pact bevatte een geheime clausule die bepaalde dat Hitler-Duitsland en Stalin Oost-Europa en de Baltische landen onderling zouden verdelen als Hitler Polen binnen zou vallen.
De Grote Vaderlandse Oorlog (1941-1945); de nadagen van Stalin
De prijs die de Sovjet-Unie betaalde voor het pact met Hitler-Duitsland was zeer hoog: in 1941 werd de Sovjet-Unie toch aangevallen door Duitsland (er zijn geruchten dat Stalin zelf een aanval aan het voorbereiden was, maar dat hij verrast werd door de Duitsers), en begon de Grote Vaderlandse Oorlog. Noodgedwongen behoorde de Sovjet-Unie nu zelf bij de geallieerden. De behandeling van de Russische soldaten en de burgerbevolking door de Duitsers was vaak buitengewoon wreed. In december 1942 lukte het om de Duitsers in Stalingrad tot staan te brengen. Het Rode Leger wist uiteindelijk Berlijn te veroveren en een invloedszone in Oost- en Midden-Europa te creëren. De Sovjet-Unie was verantwoordelijk voor 80-94% van Hitlers verliezen. Met 27 miljoen mensen had het land het hoogste aantal slachtoffers van alle geallieerde landen. De meerderheid van deze slachtoffers waren etnische Russen en de meeste slachtoffers waren gevallen onder de burgerbevolking.
Direct na de overwinning in Europa verkilden de betrekkingen weer. In de periode 1945-1948 werden communistische regeringen in Oost-Europa aan de macht gebracht. In 1948 vond evenwel een breuk met Joegoslavië plaats, officieel om ideologische redenen, maar feitelijk omdat Tito weigerde zich aan Stalin ondergeschikt te maken.
In 1949 was er een nieuwe golf van arrestaties en verdwenen opnieuw velen in de Goelag. In datzelfde jaar testte de Sovjet-Unie haar eerste atoombom en wellicht gaf Stalin Noord-Korea stilletjes het groene licht voor zijn campagne tegen het zuiden. Inmiddels ging Stalins gezondheid sterk achteruit, en op 5 maart 1953 overleed hij. Officieel door een beroerte, maar een aantal historici verdenkt Lavrenti Beria van het vergiftigen van Stalin.
De Sovjet-Unie van 1953 tot 1991
Nikita Chroesjtsjov
Uit de machtsstrijd die volgde op de dood van Stalin kwam uiteindelijk Nikita Chroesjtsjov als sterke man naar voren. Hij schokte de gedelegeerden van het 20e partijcongres op 23 februari 1956 door publiekelijk de cultus rond Stalin aan de kaak te stellen, en Stalin te beschuldigen van massamoord tijdens de grote zuiveringen. Hierdoor maakte hij zich onbemind bij de conservatieve fractie van de Partij. De “kleine Stalins” in de Oost-Europese satellietstaten werden ernstig in verlegenheid gebracht, aangezien hun legitimiteit hiermee ondermijnd werd.
In deze jaren werden veel slachtoffers van Stalins terreur gerehabiliteerd en keerden de velen uit de concentratiekampen terug. Hoewel deze periode “de dooi” genoemd werd, was deze dooi maar heel betrekkelijk. Alexander Solzjenitsyn kon weliswaar zijn roman Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj publiceren, waarin de verschrikkingen van de Goelag werden verhaald, maar de kerkvervolgingen laaiden juist weer op. Chroesjtjov regeerde met ijzeren vuist. De Hongaarse opstand van 1956 werd door hem zonder pardon hardhandig onderdrukt. De Berlijnse muur uit 1961 werd eveneens in zijn regeerperiode gebouwd.
De Sovjet-Unie maakte economisch en technisch enorme vooruitgang, en wist de eerste ronde van de ruimtewedloop te winnen door eerst het hondje Laika en vervolgens de kosmonaut Joeri Gagarin als eerste de ruimte in te schieten. In 1962 leed Chroesjtjov echter bij de Cubacrisis een gevoelig gezichtsverlies. Daarnaast was zijn gedrag regelmatig dat van een staatshoofd onwaardig; hij kon beledigende opmerkingen maken of inadequaat reageren. Eens sloeg hij hard met zijn schoen op de tafel in de Algemene Vergadering van de VN, waarbij hij de Filipijnse afgevaardigde Sumulong uitmaakte voor alles wat lelijk is. Het Politbureau vond het in 1964 genoeg en zette Chroesjtjov af.
Leonid Brezjnev
Leonid Brezjnev volgde Chroesjtjov op als sterke man. Brezjnev, een Sovjetpoliticus van de oude stempel, was verantwoordelijk voor het neerslaan van de Praagse Lente in 1968. In 1979 voerde hij tegen China een oorlog bij volmacht waarbij Cambodja en Vietnam als pionnen fungeerden. De relatieve ontspanning, die bij vlagen onder Chroesjtjov voorkwam, deed hij teniet, en vooral de Sovjetvloot werd sterk uitgebreid. In 1979 gaf hij opdracht om Afghanistan binnen te vallen, om de pro-Russische regering daar te hulp te schieten. De Sovjettroepen konden de guerrillastrijd van de Moedjaheddien, die werden gesteund door de Verenigde Staten, niet winnen, en meer en meer Russische soldaten keerden in lijkenzakken terug. In 1982 overleed Brezjnev, en werd opgevolgd door Andropov. Deze regeerde slechts twee jaar, waarna de doodzieke Tsjernenko hem opvolgde. In 1985 overleed ook hij.
Jarenlang had de Sovjet-Unie meegedaan aan de wapenwedloop met de Verenigde Staten, terwijl ook de verhoudingen met concurrent China steeds slechter werden. De denkbeelden van Mao waren steeds verder verwijderd geraakt van de communistische regering in Moskou en in 1969 brak zelfs bijna een oorlog uit over een aantal eilandjes in de Oessoeririvier. De Vietnamese leider Ho Chi Minh wist vanaf zijn sterfbed te voorkomen dat het uitliep op een (atoom)oorlog.
De top van Staat en Partij werd gevormd door oude mannen, die de zuiveringen van Stalin hadden overleefd als jonge officieren en functionarissen. Dit maakte hen zeer voorzichtig en conservatief. Dit bracht hen ertoe in de wapenwedloop tegen de VS op te blijven bieden (als het Westen immers een overwicht zou krijgen, zouden ze misschien kunnen besluiten de Sovjet-Unie aan te vallen), terwijl de starre planeconomie steeds slechter en inefficiënter draaide. De partijleiding wilde hier niets aan doen en zelfs niets van weten. Defensie slokte volgens sommige schattingen 25% van het BNP op.
Michail Gorbatsjov en zijn Perestrojka
In 1985 kwam een nieuwe jonge leider aan de macht: Michail Gorbatsjov. Hij was weliswaar communist, maar was bereid, in tegenstelling tot zijn voorgangers, de waarheid onder ogen te zien. Toen duidelijk werd dat de Sovjet-Unie vrijwel bankroet was en het nog maar een paar jaar zou kunnen volhouden, besloot Gorbatsjov met het Westen te gaan praten, in het bijzonder met de Amerikaanse president Ronald Reagan. Een vrij onverwachte ontspanning was het gevolg; in het Westen werd de Sovjet-Unie ineens een hot item en maakte de russofobie uit de Koude Oorlog plaats voor welwillende belangstelling. Dissidenten werden teruggehaald, de top van Staat en Partij werd gezuiverd en de leiders in Oost-Europa en daarbuiten werd verteld dat de Sovjet-Unie hen niet langer zou steunen. De Russisch-orthodoxe kerk kreeg grote vrijheden. De Sovjettroepen werden teruggetrokken, inclusief de troepen in Afghanistan. In 1988 en 1989 vielen de communistische regimes als dominostenen om, waarna in 1990 de Duitse hereniging werd afgekondigd. In eigen land kwam Gorbatsjov klem te zitten tussen radicalere hervormers als Boris Jeltsin en de oude communistische garde. Deze laatsten deden in augustus 1991 een couppoging, die echter door toedoen van Jeltsin mislukte. Gorbatsjov kwam terug als een krachteloze president in een land dat in staat van ontbinding verkeerde. Buiten zijn weten werd het GOS opgericht, terwijl Estland, Letland en Litouwen zich eerder al onafhankelijk hadden verklaard. In december 1991 was het afgelopen: Gorbatsjov trad af als president en de Sovjet-Unie hield op te bestaan.
De post-Sovjetperiode
Het nieuwe Rusland
Het post-sovjettijdperk was nu aangebroken. Het was een chaotische tijd van hervormingen en grote sociale onrust. Veel mensen die in staatsdienst waren – en dat waren verreweg de meesten – kregen in geen maanden hun salaris uitbetaald. Boris Jeltsin, de held van augustus 1991, en nu president, zag zijn populariteit zienderogen afnemen. Jeltsin was precies acht jaar (1991-1999) president van de Russische Federatie, zoals het land nu heette.
Hij kreeg het te stellen met twee financiële crises (waaronder de Roebelcrisis in 1998), groeiende oppositie van de communisten (Zjoeganov) en extreem-rechts (Zijirinovski), toenemende armoede en misdaad, en migratiestromen binnen het GOS. Daarnaast begon de bevolking gestadig af te nemen. Door de slecht opgezette privatiseringen onder leiding van Anatoly Tsjoebais begin jaren ’90 ontstond een nieuwe groep superrijken d.m.v casinokapitalisme, de Russische oligarchen, zoals Michail Chodorkovski, Boris Berezovski en Roman Abramovitsj. Jeltsin wist in 1993 een staatsgreep te stoppen, nadat hij de grondwet naast zich neer had gelegd.
Eerste Tsjetsjeense Oorlog
Jeltsin stortte het leger, na verkeerd te zijn voorgelicht door zijn veiligheidsexperts, in een onzorgvuldig voorbereide militaire operatie in de de facto onafhankelijke – maar zeer zwakke – staat Itsjkerië. De Tsjetsjenen die tijdens de onafhankelijkheid sterk verdeeld waren, begonnen samen te werken in de Eerste Tsjetsjeense Oorlog en wisten, onder leiding van Aslan Maschadov en anderen uiteindelijk het slecht bewapende Russische leger uit de hoofdstad Grozny te verdrijven en Jeltsin, vertegenwoordigd door zijn generaal Aleksandr Lebed, tot onderhandelingen te dwingen, waarna de tweede de facto onafhankelijke Tsjetsjeense Republiek een feit werd in 1996.
Presidentsverkiezingen van 1996
Deze vrede kon Jeltsin goed gebruiken voor zijn verkiezingscampagne dat jaar. De leider van de communisten, Gennadi Zjoeganov, stond namelijk hoog in de verkiezingspeilingen en Jeltsins populariteit was gedaald tot 6% van de stemmen. Zijn campagneleider voor de presidentsverkiezingen van 1996 Oleg Soskovets wilde dat er geld kwam door de privatisering van overgebleven staatsbedrijven. De oligarchen spanden samen met Tsjoebajs om middels Jeltsins dochter Tatjana Djatsjenko Jeltsin ertoe te bewegen om geld te accepteren in ruil voor politieke invloed. Jeltsin stemde uiteindelijk in, wat leidde tot een verkiezingscampagne die nagenoeg geheel werd gefinancierd door de olichargen. Tijdens de campagne, waarbij de oligarchen gebruik konden maken van hun eigen tv-zenders (onder andere NTV), werd Jeltsin geprezen en werden mensen bang gemaakt met het perspectief van een terugkeer naar de Sovjet-Unie met haar eeuwige tekorten aan van alles. Ze schoven Aleksandr Lebed naar voren als alternatief voor Zjoeganov, waardoor de rating van de communisten sterk daalde in de peilingen. Jeltsin won daarop de verkiezingen.
De Russische oligarchen en de Roebelcrisis
Berezovski werd samen met zes anderen bekend als de “zeven bankiers” (of G-7), vanwege de politieke macht die zij verkregen na de verkiezingsoverwinning. Zoals Chroesjtjov slaagde ook Jeltsin erin zijn land geregeld in verlegenheid te brengen. Zo kneep hij een secretaresse in de billen voor het oog van miljoenen TV-kijkers en hing een aanklacht wegens corruptie boven zijn hoofd (bij zijn aftreden wist hij echter zijn politieke onschendbaarheid te behouden).
De Aziatische financiële crisis in juli 1997 had een versterkend effect op de economische crisis in Rusland. Door de sterke daling van de goederenprijzen in de wereld, werden landen als Rusland, die sterk leunden op de grondstoffenexport extra hard getroffen. De scherpe daling van de olieprijs had grote consequenties voor Rusland. De politieke crisis bereikte een voorlopig hoogtepunt toen Jeltsin plotseling Viktor Tsjernomyrdin (premier vanaf 1992) met zijn hele kabinet ontsloeg op 23 maart en de tot dan toe onbekende 35-jarige technocratische energieminister Sergej Kirijenko aanstelde als premier. De invloed van de oligarchen op de politiek bleek toen Kirijenko de economische crisis wilde oplossen door een belastingstelsel in te voeren en de huizen van de top van staatsgasbedrijf Gazprom liet doorzoeken; ondanks zijn bevoegdheden had hij maar weinig bewegingsvrijheid. Het hoogtepunt van de economische crisis kwam op 17 augustus 1998, toen Rusland een default afkondigde en de roebelkoers door de bodem zakte. Kirijenko werd daarop ontslagen. Hij werd in september 1998 opgevolgd door Jevgeni Primakov (Berezovski had Tsjernomyrdin naar voren geschoven, maar de Doema blokkeerde dit tot tweemaal toe). Primakov, die werd gezien als een compromisfiguur, werd met een overweldigende meerderheid verkozen en wist het land er weer enigszins bovenop te helpen, onder andere door het doorvoeren van belastinghervormingen, waarna de roebel weer enigszins stabiel werd aan het einde van 1999. Het land was toen echter in grote problemen geraakt, wat nog versterkt werd door slechte oogsten dat jaar, waardoor op 9 oktober zelfs werd verzocht om humanitaire hulp met inbegrip van voedsel. Jeltsin zag in Primakov een concurrent die snel in populariteit groeide en liet hem al na acht maanden vervangen door interim-premier Sergej Stepasjin (in mei 1999), die in augustus 1999 werd vervangen door ex-KGBer Vladimir Poetin.’
Tweede Tsjetsjeense Oorlog
Op dat moment provoceerden Tsjetjeense rebellen Rusland door terroristische bliksemacties in het grensgebied van Tsjetjenië en Dagestan; hierop werd maar zwak gereageerd en uiteindelijk kwam het tot een inval in Dagestan. Daarnaast deden zich in meerdere steden van Rusland flatbombardementen voor, die door Poetin werden toegeschreven aan Tsjetsjeense rebellen, iets wat door veel verslaggevers en wetenschappers wordt beschouwd als onmogelijk (de FSB werd door sommigen verantwoordelijk geacht), maar wat de Russische motivatie om in te grijpen versterkte. Het duo Jeltsin-Poetin stuurde in 1999 het leger wederom naar Tsjetsjenië en startte daarmee de Tweede Tsjetsjeense Oorlog. Uiteindelijk zou vrijwel heel Tsjetsjenië bezet worden, maar terroristische aanslagen van Tsjetsjeense separatisten onder leiding van de Ruslandhater en islamistische wahabist Sjamil Basajev bleven doorgaan. Sinds de executie van de door de Russische regering gesteunde president Achmat Kadyrov, heeft zijn controversiële zoon premier Ramzan Kadyrov het gebied echter steeds meer onafhankelijk gemaakt van Rusland en onder andere de Sharia ingevoerd. Zijn strijdkrachten (eerder bekendstaand als de Kadyrovtsy) worden echter verantwoordelijk gehouden voor het grootste deel van de misdaden tegen de menselijkheid in Tsjetsjenië.
De regering van Poetin en Medvedev
Op 31 december 1999 trad Jeltsin ten slotte af ten gunste van Vladimir Poetin, onder de voorwaarde dat het Openbaar Ministerie niet tot strafvervolging van de familie Jeltsin zou overgaan en de aanklacht wegens corruptie zou worden ingetrokken. Poetins positie werd bij de verkiezingen van 2000 bevestigd: hij kreeg meer dan de helft van de stemmen.
Bij de presidentsverkiezingen van 2004 werd Poetin herkozen. Een van de eerste zaken, die hij al tijdens zijn eerste ambtsperiode aanpakte, was de macht van de oligarchen. Deze werden gedwongen te kiezen voor hem of het land te verlaten. Een van de meest spraakmakende zaken vormde de arrestatie en veroordeling van oligarch Michail Chodorkovski van oliegigant Yukos, officieel vanwege grootschalige belastingfraude, maar feitelijk omdat hij verregaande politieke aspiraties had. Sommigen verdenken Poetin als de drijvende kracht hierachter; anderen denken dat de machtige siloviki hierin de hand gehad hebben.
Poetin wordt ervan beschuldigd de vrije pers te muilkorven. Poetin heeft nog steeds veel goodwill bij het grootste deel van de Russische bevolking, omdat velen in hem een sterke leider zien, en hij het economisch tij mee heeft: de Russische economie is in het begin van de 21e eeuw een van de sterkst groeiende ter wereld, al heeft deze wel een klap gekregen door de Yukos-affaire en is de economie volgens velen nog te sterk gericht op delfstoffen als olie en gas.
Tijdens het presidentschap van Poetin is wel vooruitgang geboekt met betrekking tot de landbouw. Eind 2005 ontstond het Russisch-Oekraïens gasconflict, dat ook enkele landen in Europa trof en wat sommige waarnemers ertoe bracht te zeggen dat Rusland de greep op zijn “nabije buren” probeert te versterken. De Russische economie is in toenemende mate gericht op India en China, waar onder andere veel vraag is naar Russische grondstoffen, wapentuig en kernenergietechnologie. Ook trekken veel Chinezen naar zuidelijke Siberische steden, wat sommige nationalisten ertoe brengt te spreken van een “invasie”, maar anderen tonen middels cijfers aan dat de immigratie minder snel gaat dan eerder werd gedacht.
Problemen zoals Tsjetsjenië, de negatieve bevolkingsgroei, de deplorabele staat van het Russische Leger (met onder andere de voortdurende problematische dedovsjtsjina, hoewel hiervoor wel maatregelen zijn genomen), het nationaliteitenprobleem, de misdaad (zoals maffiagroeperingen) en het terrorisme zijn echter nog lang niet opgelost en zullen misschien vroeg of laat opnieuw op de voorgrond kunnen treden. Onder Poetin groeide verder de corruptie tussen 2001 en 2006 naar het zevenvoudige van de situatie van voor zijn presidentschap.
Dmitri Medvedev
Poetin werd geacht na afloop van zijn tweede ambtstermijn in 2008 af te treden. Verscheidene groepen binnen Rusland probeerden tevergeefs hem te doen overwegen om alsnog een derde ambtstermijn te aanvaarden en daarvoor de Russische grondwet te wijzigen, voornamelijk uit angst dat Rusland na zijn aftreden ineen zou kunnen storten. Uit de Russische presidentsverkiezingen van 2008 kwam Poetins geestverwant en partijgenoot Dmitri Medvedev als winnaar naar voren. Poetin nam het premierschap onder hem op zich om, zoals door de partij werd gezegd, ‘als zijn grote broer op te treden’. Daarmee is het tijdperk-Poetin feitelijk voortgezet. Onder Medvedev is de presidentiële termijn uitgebreid naar zes jaar. De persvrijheid is verder ingeperkt, onder andere door de instelling van een commissie die controleert of boeken en kranten zich houden aan de staatsversie van de Russische geschiedenis, op straffe van maximaal drie jaar cel. Zo mag niet meer worden beweerd dat Sovjet-soldaten zich tijdens de Tweede Wereldoorlog stelselmatig schuldig maakten aan verkrachtingen of dat de bezetting van de Baltische staten na de oorlog illegaal was. Kort na Medvedevs aantreden, in augustus 2008, raakte het land in een korte oorlog met buurland Georgië verwikkeld, waarna Russische troepen de separatistische Georgische gebieden Abchazië en Zuid-Ossetië bezetten en de onafhankelijkheid ervan erkenden. Na de oorlog raakte het land door met name de kredietcrisis en doordat buitenlandse investeerders zich na de oorlog terugtrokken uit Rusland, in een neergaande economische spiraal. De nationale beursindex RTS is sindsdien met meer dan negentig procent gekelderd, veel bouwprojecten zijn stilgelegd en de werkloosheid is sterk gestegen.
Demografie
Bevolking
Rusland heeft een grote bevolking, maar een lage bevolkingsdichtheid. In de 20e eeuw is de Russische bevolking relatief traag gegroeid, van 70 miljoen in 1900 naar ‘slechts’ het dubbele nu. De bevolking van de Russische Federatie wordt door de CIA geschat op 142.517.670 (2012) (per 1 juli 2008, zie Lijst van landen naar inwonertal), terwijl deze in 1991 bij het uiteenvallen van de Sovjet-Unie nog bijna 149 miljoen bedroeg. Het Russische bureau voor statistiek gaf 141.912.800 op per 1 mei 2008. Met schattingen van de VN voor Nigeria zou Rusland dan na Nigeria op de negende plaats komen te staan qua inwonertal. Het grootste deel van de bevolking woont in Europees Rusland, het Oeralgebied en in het zuidwesten van Siberië. Het Russische Verre Oosten en het grootste deel van het noorden van Rusland zijn zeer dun bevolkt.
Sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie daalt de bevolking door emigratie en verslechterde levensomstandigheden. De vruchtbaarheid is gedaald, terwijl de sterfte vooral onder mannen enorm is gestegen als gevolg van verslechterde werkomstandigheden en alcoholisme. Hierdoor is de levensverwachting van mannen en vrouwen sterk verschillend. De bevolkingsdaling werd enerzijds getemperd door immigratie van etnische Russen uit de andere voormalige Sovjetrepublieken, maar anderzijds versterkt door emigratie naar met name Europa en de Verenigde Staten.
Na de jaren 90, die rampzalig waren als gevolg van verslechterde economische omstandigheden, is de vruchtbaarheid onder met name de Russen weer wat gestegen (van 8,7 geboorten per 1000 inwoners in 2000 naar 10,4 in 2004) en de overheid probeert door programma’s het vruchtbaarheidsniveau verder omhoog te brengen. Onder de inwonende Turkse volkeren is de vruchtbaarheid hoger dan onder de Russen. In 2009 rapporteerde de Russische Federatie voor het eerst weer een positieve bevolkingsgroei van 10.500 personen.
Andere trends zijn een verhoging van de leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen (met name in de steden) en de doorbraak van de seksuele revolutie in de jaren 90. Door de verslechterde omstandigheden zijn echter ook het nationalisme en racisme toegenomen. Mensen van Joodse afkomst en Kaukasische oorsprong worden vooral in grotere Europese steden als Moskou en Sint-Petersburg gediscrimineerd en de rassenhaat is toegenomen, onder invloed van radicale groepen als de RNE, Pamjat en de DPNI.
In Rusland wonen ongeveer 160 verschillende etnische groepen en inheemse volken. De belangrijkste etnische groepen bij de volkstelling van 2002 waren Russen (79,8%), Tataren (3,8%), Oekraïners (1,2%), Basjkieren (1,1%), Tsjoevasjen (0,9%), Tsjetsjenen (0,9%) en Armeniërs (0,8%). De overige 10,3% omvatte (naast degenen die hun etniciteit niet specificeerden) onder andere Avaren, Abchazen, Azerbeidzjanen, Boerjaten, Chanten, Chinezen, Duitsers (inclusief Wolga-Duitsers), Eskimo’s, Evenken, Georgiërs, Grieken, Ingoesjen, Jakoeten, Joden, Kareliërs, Kazachen, Koerden, Koreanen, Korjaken, Mansi’s, Mari’s, Mordvienen, Nenetsen, Oedmoerten, Oezbeken, Kalmukken, Osseten, Polen, Tsjoektsjen, Tuvienen en Wit-Russen.
Bijna al deze volken wonen binnen een beperkt gebied, dat bij wat grotere bevolkingsgroepen vaak ook hun naam draagt. De Russen, Oekraïners en Wit-Russen behoren tot de volken die zich in het hele land bevinden.
Religie
Rusland is overwegend christelijk en werd in de 10e eeuw gekerstend. Volgens de US Department of State beschouwden in 2007 ongeveer 100 miljoen inwoners zich als Russisch-orthodoxe christenen Daarnaast komen ook voornamelijk de islam, het boeddhisme en het jodendom voor. Ten tijde van het communistisch regime werd elke vorm van religie onderdrukt en werden vele inwoners atheïstisch. Schattingen over het aantal gelovigen variëren sterk. De Russisch-orthodoxe Kerk is ook na 1991 de belangrijkste christelijke religie gebleven in Rusland. Veel etnische Russen zijn weinig praktiserend, maar staan wel sympathiek tegenover de Kerk, die ook een grote culturele betekenis heeft voor de Russische geschiedenis.
De islam volgt op de tweede plaats. Het boeddhisme komt traditioneel voor in drie regio’s van de Russische Federatie: Boerjatië, Tuva en Kalmukkië. Andere religies omvatten verschillende protestantse kerken en de oudgelovigen, jodendom, katholicisme (zie Katholieke Kerk in Rusland), sjamanisme en Mormonen. Overerving van geloven vindt over het algemeen plaats langs etnische lijnen: etnische Russen zijn vaak Russisch-orthodox en Turkse en Kaukasische volken zijn vaak moslim. Neopaganisme krijgt vooral de laatste tijd aanhangers onder mensen van Slavische oorsprong.
Taal
Het Russisch is de enige officiële staatstaal, maar de autonome republieken en autonome districten hebben hiernaast het recht om éen of meerdere talen als officiële taal te gebruiken. Deze talen worden allemaal met het cyrillisch alfabet geschreven, al bestaan voor sommige talen, als het Tataars en Tsjetsjeens hiernaast ook andere alfabetten, die geen officiële status hebben. Officiële teksten dienen altijd met het cyrillisch alfabet te worden geschreven. In de autonome republieken zijn de belangrijkste lokale talen voertaal naast het Russisch. In totaal spreken de 160 etnische groepen in Rusland ongeveer 100 talen.
Geografie
Rusland is het grootste land van de wereld. Het totale oppervlak bedraagt 17.075.400 km². Het land ligt tussen 41° en 82° noorderbreedte en 19° ooster- en 169° westerlengte. De hoogste berg is de Elbroes met 5.642 meter en het laagste punt is de Kaspische Zee op 30 meter onder de zeespiegel. De kustlijn is 37.000 kilometer lang. Rusland deelt over 20.000 kilometer de grens met andere landen waaronder circa 1.340 km met Finland, 206 km met Polen, 1.576 km met Oekraine, Kazachstan 6.846 km, Volksrepubliek China 3.645 km, Mongolië 3.485 km en Noord-Korea 19 km.
Er zijn 23 UNESCO werelderfgoederen, 40 UNESCO biosfeerreservaten, 40 nationale parken en 101 natuurreservaten in Rusland.
Belangrijke steden
Rusland telde bij de laatste volkstelling in 2002 ruim 1000 steden, variërend in grootte van 10 miljoen (Moskou) tot 1.500 (Verchojansk). Er waren toen dertien steden met meer dan een miljoen inwoners. Op volgorde van grootte waren dit Moskou, Sint-Petersburg, Novosibirsk, Nizjni Novgorod, Jekaterinenburg, Samara, Omsk, Kazan, Tsjeljabinsk, Rostov aan de Don, Oefa, Wolgograd en Perm. Rusland telde toen 166 steden met meer dan 100.000 inwoners. Veelal vormen deze steden het bestuurlijk centrum van een van de meer dan 80 deelgebieden van Rusland. De grootste steden waarbij dit niet het geval was, waren Toljatti, Novokoeznetsk, Naberezjnye Tsjelny en Magnitogorsk.
Rivieren en meren
De belangrijkste rivieren in het Europese deel van Rusland zijn de Wolga, Don, Kama, de Oka, Noordelijke Dvina, de Dnjepr en de Westelijke Dvina. In het Aziatische deel van Rusland zijn de belangrijkste rivieren de Ob, Irtysj, Jenisej, Angara, Lena, Amoer, Jana, Indigirka en de Kolyma. In totaal zijn er meer dan 120.000 rivieren en circa 2.000 meren in Rusland.
Natuur
- Maagdelijke Komiwouden
- Westelijke Kaukasus
- Zapovednik
Fauna
Rusland kent een enorme biodiversiteit met 320 verschillende soorten zoogdieren, 730 soorten vogels, 93 soorten reptielen, 36 soorten amfibieën, bijna 400 soorten aan de zeekust voorkomende vissoorten en 270 soorten zoetwatervissen. Sinds 1997 zijn hiervan in totaal 415 diersoorten opgenomen in het Red Data Book of the Russian Federation en worden nu beschermd. Meer in detail betreft het 155 soorten ongewervelden, 4 soorten kaakloze vissen, 39 soorten vissen, 8 soorten amfibieën, 221 soorten reptielen, 123 soorten vogels en 65 soorten zoogdieren.
Klimaat
Rusland kent lange, donkere en koude winters. In het hoge noorden kan de winter wel zes maanden duren. Ojmjakon staat bekend als de koudste bewoonbare plaats ter wereld, boven de poolcirkel gelegen in Siberië komt de temperatuur in januari gemiddeld niet boven -50°C. De meeste grote rivieren in Siberië stromen naar het noorden, het smeltwater van de zuidelijk gelegen rivieren kan niet wegstromen zolang de rivieren in het noorden nog bevroren zijn waardoor grote gebieden in het voorjaar onder water komen te staan. Grote gebieden van Rusland kennen ook hete zomers vanwege het landklimaat. In het uiterste zuiden van het Europese deel van het land, bij de Kaukasus en de uitlopers aan de kusten van de Zwarte zee en Kaspische Zee, heerst een subtropisch klimaat.
Bezienswaardigheden
- Kizji Pogost in Karelië
- Kremlin en Rode Plein, Moskou
- Historische monumenten van Veliki Novgorod en omgeving
- Cultuur en historie van Solovki op de Solovetski-eilanden
- Witte monumenten van Vladimir en Soezdal in Oblast Vladimir
- Architectuur van de Triniti Sergius Lavra in Sergiev Posad
- Kolomenskoje, met onder andere de Kerk van de Hemelvaart
- Maagdelijke Komiwouden in de deelrepubliek Komi, in de Oeral
- Baikalmeer
- Vulkanen van Kamtsjatka (uitgebreid in 2001)
- Gouden bergen van Altai
- Westelijke Kaukasus
- Ferapontovklooster
- Historisch en architectonisch complex van het Kremlin van Kazan
- Koerse Schoorwal (gedeeltelijk in Litouwen)
- Centraal Sichote-Alingebergte
- Fort, oude stad en vestingwerken van Derbent
- Bekken van Uvs Nuur (gedeeltelijk in Mongolië)
- Natuurlijk systeem van het Wrangel-eiland-reservaat
- Novodevitsji-klooster met omliggende gebouwen
- Geodetische boog van Struve in Wit-Rusland, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Noorwegen, Moldavië, Rusland, Zweden en Oekraïne.
Cultuur
Algemeen
De relatief late intrede van de secularisering in de Russische cultuur wordt veelal als het voornaamste verschil tussen de West-Europese en de Russische cultuur aangemerkt. In de Westerse cultuur deed de profane cultuur haar invloed al gelden sinds de Renaissance in de 14e eeuw, maar in Rusland pas in de 17e eeuw. Tot die tijd stonden architectuur, literatuur en schilderkunst veelal in het teken van het christendom, c.q. de Russische orthodoxie. In de 18e eeuw begon een grote inhaalslag, die in de 19e eeuw vrucht zou dragen: Aleksandr Poesjkin, Nikolaj Gogol, Ivan Toergenjev, Fjodor Dostojevski, Leo Tolstoj en Anton Tsjechov in de literatuur, Ilja Repin, Isaak Levitan, Savrasov, Serov en Vroebel in de schilderkunst, Michail Glinka, Pjotr Iljitsj Tsjaikovski, Modest Moessorgski, Aleksander Borodin en Nikolaj Rimski-Korsakov in de muziek. Ook het Russische ballet werd in de 19e eeuw wereldberoemd. Namen als Diaghilev en Nijinski spreken nog steeds voor zich. In het begin van de 20e eeuw kwam het symbolisme op, met onder andere de schrijver Aleksandr Blok en de dichter en schilder Maksimilian Volosjin als belangrijkste vertegenwoordigers. Met betrekking tot de Russische poëzie mogen namen als Anna Achmatova en Marina Tsvetajeva niet onvermeld blijven. Rusland leverde in de 20e eeuw vele bekende componisten als bijvoorbeeld Igor Stravinski, Sergej Prokofjev, Dmitri Sjostakovitsj en Sofia Goebaidoelina.
De 19e eeuw wordt vaak gezien als het hoogtepunt van de Russische cultuur. Maar in deze periode waren de meeste Russische cultuurdragers door hun opvoeding paradoxaal genoeg op West-Europa georiënteerd. In het begin van de 20e eeuw maakten nieuwe restauratietechnieken het mogelijk de Oudrussische iconen in al hun oorspronkelijke luister te herstellen. Deze iconen veroorzaakten destijds een wereldwijde sensatie. De Oudrussische cultuur werd zo herontdekt en deed haar intrede in de kunsten, maar het bleef hierbij beperkt tot haar uiterlijke vormen die veelal vermengd werden met de toen in zwang zijnde Jugendstil.
De werken van Russische componisten en schrijvers worden tot de hoogtepunten van de wereldcultuur gerekend. De Duitse schrijver Thomas Mann sprak zelfs van “die heilige russische Literatur.”
Architectuur
De Russische architectuur werd tot de Val van Constantinopel vooral beïnvloed door de Byzantijnse architectuur. Tegen het einde van de 15e, begin 16e eeuw werden trends uit de Renaissance door Aristotle Fioravanti en andere Italiaanse architecten geïntroduceerd in Rusland. Tijdens de regeringen van Ivan de Verschrikkelijke en Boris Godoenov ontstonden de karakteristieke tentdakkerken, met als hoogtepunt de Pokrovkathedraal. In de 17e eeuw bloeide de “fleurige stijl” van ornamentatie op in Moskou en Jaroslavl, waardoor langzamerhand de weg vrijgemaakt werd voor de Narysjkin-barok van de jaren 90 van de 17e eeuw.
De 18e-eeuwse smaak voor rococoarchitectuur leidde tot de zeer rijk versierde werken van Bartolomeo Rastrelli en zijn navolgers. Tijdens de regering van Catharina de Grote en haar kleinzoon Alexander I werd de stad Sint-Petersburg omgetoverd in een openluchtmuseum van Neoklassieke architectuur. De 19e eeuw werd gedomineerd door een heropleving van Byzantijnse en Russische invloeden. De belangrijkste stijlen van de 20e eeuw waren het Art Nouveau (Fjodor Sjechtel), Constructivisme (Aleksej Sjtsjoesev en Konstantin Melnikov) en de Stalinistische Keizerstijl (Boris Iofan).
Karakteristiek voor het platteland is het bouwen in hout dat voor een groot deel het gezicht van de Russische architectuur bepaalt. Het prototype van deze bouwstijl is het boerenhuis, een izba.
Schilderkunst
De Russische icoon heeft zijn oorsprong eveneens in de Byzantijnse traditie, maar al vroeg is de iconenschilderkunst in Rusland zich op haar eigen manier gaan ontwikkelen en maakte ze zich los van de Byzantijns-Griekse stijl. Er ontstonden verscheidene scholen in Rusland met hun eigen stijlkenmerken. De beroemdste scholen zijn die van Novgorod, van Vladimir-Soezdal en van Moskou. Voorts moeten de school van Jaroslavl, de Stroganovschool en de school van Palech genoemd worden, al worden iconen van deze scholen niet als het hoogtepunt van de Russische iconenkunst beschouwd. De bloeitijd van de Russische icoon wordt doorgaans in de 13e tot en met de 16e eeuw gesitueerd. Het is ook in deze tijd dat de grote iconenschilders actief waren: Andrej Roebljov, Daniil Tsjornyj, Feofan Grek en Dionisij.
Vanaf de 17e eeuw nam de westerse invloed in de iconenkunst toe, wat leidde tot een steeds realistischer schilderstijl.
Politiek
Rusland kent een gekozen president, parlementsverkiezingen en een meerpartijenstelsel. Hoewel er veel fraude plaatsvindt in het voordeel van de huidige Russische president Vladimir Poetin, bij zowel de presidentsverkiezingen als de parlementsverkiezingen. Rusland kent algemeen kiesrecht sinds 1918. De kiesleeftijd is 18 jaar. Er is een tweedelig parlement. Het lagerhuis heet Staatsdoema (Государственная дума) en bestaat uit vertegenwoordigers van alle partijen die de drempel van 5% halen. Het hogerhuis heet Federatieraad (Совет Федерации); daarin zetelen vertegenwoordigers van alle 83 gebieden, waarbij elk gebied twee vertegenwoordigers heeft.
Van 2000 tot 2008, en vanaf 2012 weer is Vladimir Poetin de president van de Russische Federatie. Tijdens zijn regering werden sommige democratische vrijheden echter geleidelijk aan weer wat ingeperkt. Zo bepaalde hij dat vanaf 2004 de federale president de gouverneurs van de deelgebieden kiest, in plaats van door middel van regionale verkiezingen. Hoewel hij heeft gezegd dat weer terug te gaan draaien, na de protesten in 2011 en 2012. Ook politieke opponenten bij presidentsverkiezingen hebben geen eerlijke kans. Voorbeelden zijn de vermeende ontvoering van presidentskandidaat Ivan Ribkin en de plotselinge belastingfraude van Yukos die naar boven kwam toen eigenaar oligarch Michail Chodorkovski politieke aspiraties kreeg. Eerder vluchtte mede-eigenaar van oliebedrijf Sibneft oligarch Boris Berezovski al het land uit. Een ander interessant verschijnsel is de poging van Poetin om oligarchen aan te stellen als gouverneurs over arme gebieden, met als doel deze oligarchen geld te laten investeren in deze gebieden.
Wijzigingen in de NGO-wet en opkomstdrempel
Op 23 november 2005 nam de federale Doema tijdens de eerste lezing een wet aan, die het verplicht stelt aan NGO’s om zich opnieuw te registreren en op 23 december 2005 werd deze wet met 357 tegen 20 stemmen tijdens de derde lezing definitief aangenomen. Hiermee wordt het voor de federale overheid mogelijk om financieel inzicht te krijgen in de activiteiten van deze NGO’s. Een aantal maanden eerder gaf president Poetin aan dat hij niet zal tolereren dat buitenlands geld wordt ingezet voor de steun aan politieke activiteiten in Rusland. In Oekraïne werden dergelijke gelden (zoals door George Soros) gebruikt voor de Oranjerevolutie. Op 10 januari 2006 ondertekende Poetin de wet. Tot 2006 gold een opkomstdrempel voor de opkomst voor parlementsverkiezingen van 25% en voor presidentsverkiezingen van 50%, maar op 17 november 2006 werden deze opkomstdrempels afgeschaft, mogelijk om ook bij een zeer lage opkomst zonder oponthoud door te kunnen regeren.
Staatshoofden
1991-heden: Russische Federatie (Rusland)
- Vladimir Poetin (2012 – heden)
- Dmitri Medvedev (2008 – 2012)
- Vladimir Poetin (1 januari 2000 – 2008)
- Boris Jeltsin (1991 – 31 december 1999)
Spoorwegen
De Russische spoorwegen zijn met een totale lengte van 87.157 km (2002) de nummer twee in de wereld.
Media
Russische kranten zijn onder andere:
- Kommersant
- Nezavisimaja Gazeta
- Novaja Gazeta
- Pravda