Wandelen in de Tien Shan/Hemelse Bergen aan de oevers van Tian Chi/Het Hemelse Meer (Tianchi Natural Landscape Protection Area)
Vanuit Urumqi trok De Wandelgek de Hemelse Bergen (Tien Shan) in naar het 60km verder gelegen Hemelse meer (Tian Chi). Het meer ligt in een van de hoogste delen van de Tien Shan, ten oosten van Urumqi. Dit deel wordt ook wel de Bogda Shan genoemd en het meer ligt aan de voet van de 5.445 meter hoge Bogda Feng. Het meer heeft volgens de reisfolders een Zwitsers karakter.
Vanuit Urumqi trok De Wandelgek de Hemelse Bergen (Tien Shan) in naar het 60km verder gelegen Hemelse meer (Tian Chi). Het meer ligt in een van de hoogste delen van de Tien Shan, ten oosten van Urumqi. Dit deel wordt ook wel de Bogda Shan (Goddelijke bergen) genoemd en het meer ligt aan de voet van de 5.445 meter hoge Bogda Feng (Piek van God). Het meer heeft volgens de reisfolders een Zwitsers karakter.
Na ons te hebben gesettled in een van de Kazachse yurts met uitzicht op het meer, hebben we twee wandelingen gemaakt, langs het meer. Eentje in de middag en eentje ‘s morgens vroeg tot eind van de ochtend.
Na de eerste wandeling zijn we bij een theehuis aan de rand van het meer wat gaan drinken. Het avondeten kregen we in de yurt en was een typisch Kazakse maaltijd met veel verse groeten en fruit en lekker vlees. Eten in een yurt is oergezellig. Er is of een vuurtje onder het ventilatiegat in het dak of er staat een kolengestookt kacheltje. De maaltijd werd bereid in een klein keukentje buiten de yurt. Slapen deden we in russische legerslaapzakken en geloof maar dat die warm zijn. Dat was ook nodig want buiten werd het op deze hoogte goed koud. Het slaap en woongedeelte van de yurt beslaat twee derde deel van e gehele yurt en ligt het verst verwijderd van de entree. Het deel ligt op een verhoogde houten vlor, waarop tapijten liggen. Best warm dus!
De tweede wandeling zijn we o.a. langs een van de stijle hellingen lans het meer omlaag gelopen. Er waren nog prachtige ochtendnevels die tussen de naaldbomen trokken en het licht was prachtig.
Tianchi (Hemels Meer, Chinees 天池) is een meer met diepblauw water in de autonome regio Sinkiang. Het ligt op 100 kilometer ten oosten van Ürümqi, op een hoogte van 1980 m en wordt omringd door bergen met eeuwige sneeuw, zoals de Bogda Feng (bijna 6000 m).
Het meer ligt in een gebied dat door Kazakken wordt bewoond, die als nomaden voornamelijk van de schapenteelt leven en recentelijk ook van toerisme. Het is in de winter onbereikbaar en kan enkel bezocht worden van mei tot september.
Joert/Yurt
De kazakken leven in yurts. Deze yurts zijn niet te vergelijken met onze tenten. Een yurt is namelijk een mobiele
woonplaats, maar niet een tijdelijke woonplaats. De nomaden wonen er met hun gezin hun hele leven in. Dat vereist een stevige constructie! Tegenwoordig verhuren de nomaden hun yurts ook aan toeristen voor overnachtingen. Ze verzorgen dan ook het ontbijt en de maaltijd. Zo verdienen ze een aardig centje bij.
Een joert is een traditionele tentsoort die wordt gebruikt voor bewoning door rondtrekkende nomaden met schapen, geiten, kamelen en/of paarden, die leven in de koude droge steppegebieden van Centraal-Azië. Van dit woord en de legerkampen die hiervan gebouwd werden is ook het woord horde voor rondtrekkende (krijgs)volken afgeleid, zoals de Gouden Horde.
Het woord “joert” is afgeleid van het Russische joerta en wordt het meest gebruikt omdat de Russen in het verleden over veel Centraal-Aziatische gebieden hebben geheerst. De Russen hebben het weer geleend uit een Turkse taal. Eerder werd de joert in het Russisch kibitka genoemd. Lokale namen zijn:
- In Afghanistan en Pakistan: kherga/jirga of ooee
- Kazachs: kiyiz üy (“huidenhuis”)
- Kirgizisch: öy of boizoi (“grijs huis”)
- Mongools: ger
- Tuviens: ög
Tegenwoordig staat het woord yurt in modern Turks meer synoniem voor “thuisland” dan voor de tent.
Constructie
Een joert is een ronde vilten tent met min of meer verticale wanden. Een joert heeft meestal een deur en een ronde opening in het dak.
Skelet
Het joert-frame is opgebouwd uit een fijnmazig houten skelet, bestaande uit voorgebogen muren (hanni), dakstokken (unni) en een centraal wiel (tono), waardoor de rook veelal door een aan de kachel (dzog:maag) verbonden pijp kan ontsnappen en die voor de inval van licht in de joert zorgt. De kroon bestaat uit een losstaande ring met daarbinnen een aantal naar boven gebogen verstevigingen genaamd de paardjes verbonden met een klein wiel, de kroon.
De wanden van de joert bestaan uit schaarvormig verbonden scharnierende latten die in- en uitplooibaar zijn. Het dak bestaat uit straalsgewijs naar binnen geplaatste houten palen, die als het ware zweven boven de joert en de verbinding vormen tussen de wanden en de kroon. Deze dakstokken zijn naargelang de cultuur recht of gebogen.
Aan de onderzijde rusten de dakstokken op de buitenwanden. De kroon wordt bij sommige typen joerten mede gedragen door één of meerdere steunen, de bagans. Om het skelet wordt een touw gespannen om het skelet tijdens de opbouw bijeen te houden.
Een joert heeft vaak een lage (massief)houten ingang altijd op het zuiden gericht. De ingang bestaat uit een portaal met een houten deur. Een zeer geschikte houtsoort is lariks. Omdat het rotvast is en heel sterk wordt deze houtsoort veelvuldig toegepast.
Bedekking
Het houten skelet draagt de afdekking, dikke wollen viltdoek. Het vilt kan een eenmalige regenbui weerstaan, zoals in Mongolië voorkomt, en is daar dus voldoende. Voor een klimaat met meer neerslag wordt over het vilt een waterdichte liefst ademende (canvas) laag toegepast. Hierover wordt een opengeweven polyester hoes geplaatst, al dan niet met versiering. De bedekking wordt door drie banden tegen het skelet geklemd. De spanning is zo groot dat de gebogen muren zich rechten en zo de krachten van het dak beter kunnen opnemen. Het wiel wordt over het halve open deel dat op het noorden ligt afgedekt met een driehoekige urg die van hetzelfde materiaal, vilt en canvas is gemaakt. De urg is met behulp van drie touwen, aan elk touw een steen als gewicht, los op de joert gelegd. Dit is noodzakelijk omdat de joert op deze manier een overdrukventiel heeft dat opent en sluit bij een plotselinge windvlaag. Op deze manier wordt de joert niet opgelicht door een windvlaag, wat naast een vuur, de enige bedreiging is voor een joert. De overige helft van het wiel is voorzien van raampjes om het invallende licht volledig te kunnen benutten.
Kracht en transport
De constructie van de joert maakt het mogelijk dat deze kan worden geplaatst zonder haringen. Zijn kracht ontleent de joert aan een combinatie van hout, viltdoek en riemen. In een winderige omgeving is het wiel verbonden met een grote steen in het midden van de joert, dat is met de drie stenen van de urg en zijn eigen gewicht voldoende. Bij zware wind bijten de wanden (hannen) in de grond en worden de krachten op de muur overgebracht op de dakstokken (unni), hierdoor buigt de joert, maar door zijn body blijft zij staan. Het is noodzakelijk dat een muurdeel goede grip heeft op een stevige ondergrond.
De joert is door zijn ronde vorm goed geschikt voor Centraal-Aziatische steppes waar het hard kan waaien. De joert is relatief licht en kan daardoor gemakkelijk worden vervoerd door te dragen, op paarden, kamelen, of met een terreinwagen of kleine truck.
Typen joerten
Er vallen drie typen joerten te onderscheiden:
- De Mongoolse ger met relatief hoge wanden, rechte dakstokken en een zware kroon met vierkante gaten die rust op twee dakstokken
- De Kazachse/Kirgizische joert met lagere wanden, gebogen dakstokken en een lichte shangrak met ronde gaten
- De Binnen-Mongoolse ger met rechte dakstokken die op een scharnierende wijze zijn bevestigd aan de kroon (‘tonoo’), die in tweeën deelbaar is
Deze typen joerten kunnen verder worden onderscheiden naar gewicht. De Mongoolse en Kazachse joerten zijn naar verhouding zwaarder dan de Kirgizische en Binnen-Mongoolse, doordat de eerste twee worden gebruikt in hoogvlaktes, terwijl de Kirgizische wordt geplaatst in berggebieden en de Binnen-Mongoolse relatief vaak moet worden verplaatst door de arme grond daar.
In westerse landen zijn door enthousiastelingen nieuwe typen joerten ontworpen, die echter niet altijd meer strikt genomen kunnen worden aangeduid als ‘joert’, maar meer als een ‘joertachtige’ of afgeleide van een joert. Deze joerten lijken echter niet altijd meer op de oorspronkelijke typen. Ze zijn soms gemaakt voor extreme omstandigheden en moeilijk verplaatsbaar (het kost soms dagen om ze op te zetten), al zijn er ook joertmakers die exacte kopieën maken.
Sociale en maatschappelijke functies
De inrichting van joert geeft de sociale en spirituele ordening van de daarin levende familie weer. Ieder familielid kent zijn plaats in de joert. Dat is nodig want de ruimte is minimaal. bijvoorbeeld loopt als nodig iedereen tegen de richting van de klok om frontale botsingen te voorkomen. Mongolië is een matriarchale samenleving. Is de man niet goed voor zijn vrouw, dan vindt hij bij thuiskomst zijn laarzen en zijn bijl bij de deur, en hoeft hij niet meer binnen te komen.
De joert gaat door zijn duurzaamheid en zelfconstructie mogelijkheid generaties mee. De ger, die door de Russen gestandaardiseerd is heeft delen die gewoon te vervangen zijn. Je kunt op de markt je eigen joert samenstellen uit los gekochte onderdelen. Dit is een belangrijk ecologisch gegeven.
Binnen veel Centraal-Aziatische culturen heeft de joert een symbolische functie. Op de vlag van Kirgizië is een gestileerde afbeelding van de shangrak centraal weergegeven. In oude Kazachse gemeenschappen werd de kroon vaak behouden, terwijl de overige delen van de joert vaak gerepareerd of opnieuw opgebouwd werden. De kroon werd bij het sterven van de vader overgegeven naar zijn zoon. Hieruit kon het erfgoed van de familie worden afgemeten, aan de hand van de vorming van vlekken, veroorzaakt door de generaties van rookpluimen die door de kroon waren gegaan.
Hedendaags gebruik van de joert
In Mongolië, Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Turkmenistan, Sinkiang (China), grote gedeeltes van Rusland en Iran en zelfs in Centraal-Turkije wordt de joert nog steeds gebruikt. Veel van de nieuwe stadsbewoners van de Centraal-Aziatische landen leiden nog steeds een semi-nomadisch bestaan en wonen in de winter in joerten, omdat die dan warmer zijn dan woningen in de stad.
In Duitsland is ook een aangepast model ontwikkeld voor de scouting- en andere jeugdbewegingen aldaar.