Bersalis Kadet en Tripel en Oud Beersel Gueuze, Kriek en Framboise
Terug naar: Het Overzicht van etiketten
Dit is een etiket met historie. Waarom de naam Bersalis of Oud Beersel en waarom een afbeelding van een kasteel? En doet dat kasteel silhouet nog ergens anders aan denken?
Het Bersalis bier wordt gebrouwen bij Brouwerij Oud Beersel te Beersel, en er worden nog een flink aantal andere bieren gebrouwen van het lambiektype (lambiek, gueuze, kriek en framboise), allen met het silhouet van een kasteel op het etiket. Brouwerij Oud Beersel, opgestart in 1882, is gelegen in Beersel op 10 km ten zuidwesten van het centrum van Brussel. Het is één van de laatste authentieke lambiekbrouwerijen die België rijk is en is bekend voor haar op ambachtelijke wijze en volgens aloude traditie gebrouwen lambiek.
Bersalis/Beersel
De naam van het bier verwijst naar de oudste benaming van Beersel. Beersel is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Vlaams-Brabant, gelegen aan de zuidrand van de Brusselse agglomeratie, waarmee het vergroeid is.
De naam Beersel wordt voor het eerst vermeld in 847 (als Bersalis). De plaats behoorde aanvankelijk tot de meierij van (Sint-Genesius-) Rode.
Het kasteel van Beersel
Het Kasteel van Beersel is een kasteel in de gemeente Beersel, in de Belgische provincie Vlaams-Brabant.
Geschiedenis
Heren van Beersel bezaten in dit gebied een allodium en een klein leengoed, dat aan verschillende geslachten heeft toebehoord. De eerste bekende heer van Beersel was Godfried van Hellebeke, seneschalk van het hertogdom Brabant, een functie die de Beerselse slotheren zullen blijven behouden. Hij bezat er ca. 1312 reeds een burcht. In 1391 verkreeg Jan II van Witthem (1340-1405), seneschalk onder hertogin Johanna van Brabant en haar echtgenoot Wenceslas van Luxemburg, de erkenning van zijn heerlijke rechten over Brussel en omgeving. Met de hulp van een Brusselse volksmilitie slaagde hij erin het naburige kasteel van Gaasbeek, waar de moordenaars van Everaard t’Serclaes zich verscholen hadden, in te nemen. Zijn nakomelingen zullen zeven generaties lang, tot het einde van de 16e eeuw, burchtheren blijven.
Onder Hendrik III van Wittem (achterkleinzoon van Jan II) werd het kasteel in 1489 ingenomen door een troepenmacht uit Brussel, dat in opstand was gekomen tegen Maximiliaan van Oostenrijk. De woedende Brusselaars verwoestten eerst de stadswoning van Hendrik in de Voldersstraat, en trokken toen, onder leiding van Filips van Kleef, met zwaar geschut naar Beersel. De burcht werd verdedigd door Hendriks zoon Filips van Witthem, aanvankelijk met succes. Maar bij een tweede poging werd ze zwaar beschadigd, en moest het garnizoen zich overgeven. De kapitein, Willem van Ramilly, werd openbaar gelyncht op de Brusselse Grote Markt. Maximiliaan nam echter wraak en belegerde Brussel, dat door uitputting en pest moest capituleren. De Brusselaars werden ertoe verplicht het huis van Hendrik terug op te bouwen en het kasteel van Beersel te herstellen.
Op 26 mei 1491 werd Hendrik III van Witthem, burchtheer van Beersel, verheven tot ridder in de Orde van het Gulden Vlies, en later tot kamerheer van keizer Karel V. Hij werd zo een van de machtigste heren van zijn tijd. Hij overleed op 17 september 1515. Zijn zoon Filips († 1523) volgde hem op. Toen Filips’ kleinzoon Jan II in 1591 overleed, verdween de laatste mannelijke erfgenaam van het geslacht van Witthem.
Door het huwelijk van zijn dochter Ernestina ging het kasteel en de heerlijkheid over in de handen van de hertogen van Arenberg. Door verwaarlozing raakte het kasteel in verval naar het einde van de 18e eeuw. Onder koning Willem I werd het tijdelijk in gebruik genomen als katoenweverij (1818), maar de onderneming kende weinig succes. Tenslotte werd het gedeeltelijk afgebroken en verder aan het verval overgelaten.
De schat van Beersel
Voor diegenen die het kasteel vaag bekend voorkomt volgt hier de bevestiging hunner vermoedens. De schat van Beersel is een stripverhaal uit de reeks van Suske en Wiske. Het is geschreven door Willy Vandersteen en gepubliceerd in Kuifje van 23 juli 1952 tot en met 8 oktober 1953.
De schat van Beersel is het vierde verhaal uit de blauwe reeks, deze serie werd gepubliceerd in Kuifje en Willy Vandersteen moest zijn tekenstijl aanpassen aan dit weekblad. In de verhalen van de blauwe reeks spelen tante Sidonia, Jerom, Schanulleke en professor Barabas niet mee.
Het verhaal situeert zich in het kasteel van Beersel.
Door de lezers van Suske en Wiske op het WWW is dit verhaal uitgeroepen tot beste verhaal van de reeks.
De naam ‘Lambik’ komt van het spontaan gegiste, platte streekbier lambi(e)k, waarmee ook geuze gemaakt wordt en door Vandersteen graag gedronken werd. Beersel heeft nog twee geuzes: Oud Beersel en Drie Fonteinen, die ook zelf nog lambik brouwt. Maar dat geheel terzijde.
Er zijn veel overeenkomsten tussen het historische verhaal hierboven en het stripverhaal hierbeneden.
Het verhaal
Het feodaal slot van Beersel (13 kilometer van Brussel) uit 1300 werd meerdere malen herbouwd. Het werd in 1928 gerestaureerd en tot museum gemaakt door de “Liga der vrienden van het Kasteel van Beersel”.
Suske, Wiske en Lambik zijn op het kasteel van Beersel tijdens de voorstelling “Geen verlof voor de musketiers” en zien hoe de actrice Madeleine Fleuver een val maakt als ze schrikt voor een reusachtige groene vleermuis. Het publiek vlucht weg en de vrienden gaan in de toren op zoek naar het monster. De gids Isodoor vertelt dat de vleermuis een spook is dat sinds 1438 in het kasteel spookt. In de “Herberg van de Ridder” laat Isodoor gravures zien van Hendrik van Witthem III en zijn vrouw Isabella van Spout en hun valkenier. Het zoontje van de valkenier liet per ongeluk een valk ontsnappen en daarvoor werd zijn vader verdacht en in de vergeetput gegooid. De moeder van de valkenier was een heks en betoverde een vleermuis, elke keer als de vleermuis verschijnt zal er onheil over het slot van Beersel komen.
Het kasteel werd verwoest in 1489 toen Brusselaars het kasteel aanvielen en de vleermuis tijdens de strijd verscheen. Als Isodoor wil vertrekken wordt hij aangevallen door de vleermuis die een briefje pakt. Lambik achtervolgt de vleermuis naar het kasteel maar raakt hem kwijt.
Wiske heeft het perkament gepakt (en omgewisseld) en daarop lezen de vrienden dat er een geheime schatkamer in het slot moet zijn. De vleermuis belt de vrienden op en zegt dat hij het perkament binnen 24 uur wil hebben. Lambik pakt zijn souvenirs uit de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918 en bewaakt het perkament. De volgende ochtend raken de vrienden bedwelmd door een middel dat in de melkfles is gedaan en het perkament wordt gestolen.
Als de vrienden ’s nachts naar het kasteel gaan zien ze bij de ingang een geheimzinnige zwevende hand die hen waarschuwt niet in het kasteel op zoek te gaan. Op de binnenplaats ontmoeten ze Isodoor en ontdekken dat de hand van gips is gemaakt. De schat blijkt al gestolen te zijn en de vrienden zien hoe de vleermuis door een andere vleermuis wordt aangevallen en met de schatkist in de gracht valt. Wiske duikt de volgende ochtend naar de kist en als deze aan boord wordt getrokken blijkt zij leeg te zijn. Lambik wil de politie waarschuwen en Isodoor vertrekt snel.
Wiske vertelt Suske dat de kist niet leeg was en laat hem een zwaard zien met de initialen van Philips van Witthem en een schatkaart van het kasteel. Wiske vertrouwt Isodoor niet en vertelt Suske dat de kist gloednieuw was en laat hem een knoop zien die ook in de kist zat. Op weg naar de politie wordt Lambiks auto beschoten door de vleermuis en hij botst tegen een boom. Suske haalt roest van het zwaard en ontdekt een ander gedeelte van de schatkaart. Samen met Wiske gaat hij op zoek in de torenzolder en vinden Isodoor en de vleermuis. Isodoor heeft al zijn knopen nog, maar de vleermuis blijkt Eugide, de broer van Isodoor, te zijn. De broers vertellen dat ze acrobaten waren. Ze blijken een drieling te zijn en verstoorden de toneelvoorstelling om ongestoord op zoek te kunnen gaan naar de schat. Lambik ontmoet toevallig mijnheer Priem en samen gaan ze naar het kasteel en verslaan de twee broers. Maar dan komt de derde broer en hij sluit de vrienden op in een geheime kerker. Mijnheer Priem hypnotiseert de vrienden en brengt ze op deze manier naar het Brabant van de vijftiende eeuw om de bouwplannen van het kasteel te bemachtigen.
De vrienden zijn landbouwers in de vijftiende eeuw en ze herinneren zich niks van hun eigen leven. Wiske redt de graaf van Beersel, Hendrik van Witthem, van een aanval van een hert. De graaf moet enkele dagen blijven om van zijn verwondingen te herstellen en Lambik wordt naar het kasteel gestuurd om zijn zoon Philips te halen. Lambik en Philippeke worden door vier ruiters begeleid maar komen in het bos in een hinderlaag van de heer van Kleef terecht. Ze kunnen de aanval afslaan en de vrienden gaan enkele dagen later met de graaf mee naar zijn kasteel. Een waarzegster voorspelt Lambik de toekomst en die avond vraagt Lambik naar onderaardse geheime gangen. De graaf vertelt dat alleen zijn valkenier wist waar de geheime gangen waren, en daarom is hij in de vergeetput gegooid. De heer van Kleef gaat naar de moeder van de valkenier en zij wil helpen het slot te verwoesten. De graaf krijgt een brief van keizer Maximiliaan I waarin over een opstand van gemeenten wordt geschreven en hij vertrekt om hulp de bieden aan de keizer. Hendrik vertelt zijn zoontje nog waar de geheime gangen zich bevinden voordat hij vertrekt.
Lambik krijgt een brief van Philips van Kleef en Ravenstein waarin Hendrik wordt uitgedaagd tot een duel in het Eksterbos. Omdat de graaf net vertrokken is besluit Lambik het duel aan te gaan, zodat Hendrik niet als lafaard wordt aangezien als hij niet komt opdagen. De heer van Kleef is niet sportief en heeft handlangers meegenomen en Lambik en Philippeke verslaan de mannen. Dan komen Suske en Wiske aangesneld, ze vertellen dat het duel een list was om het kasteel aan te kunnen vallen. Een legermacht is op weg naar het kasteel en ze hebben goederen mee voor een langdurig beleg. Philippeke vertelt dat er voor twee maanden voedsel aanwezig is en Isabelle is met de hofdames naar Eigenbrakel gevlucht. Het kasteel wordt in staat van verdediging gebracht en Philippeke zegt dat Maximiliaan de heer van Kleef zwaar zal straffen voor deze aanval. Maar de aanval gaat toch door, alhoewel de muren te sterk zijn voor de wapens van de aanvallers. Alwina vertelt de heer van Kleef dat haar zoon nog leeft en zonder dat iemand dat weet nog in het kasteel woont.
Alwina en de heer van Kleef sturen een uil met een boodschap naar de valkenier en deze schrijft een brief terug waarin hij vertelt te zullen helpen. De uil wordt met een grote zak opnieuw naar de valkenier gestuurd.
Alwina verschijnt tijdens de aanval op een vlot en vertelt dat de mannen in het kasteel dat haar vloek nu zal zorgen voor de vernietiging van het slot. Er verschijnt een vleermuis en de mannen raken in paniek, hierdoor kan een stormtoren het kasteel bereiken en de vrienden moeten zicht terugtrekken in de Meestertoren. Philippeke slaat Lambik tot ridder en de aanvallers nemen even rust voordat ze de versterkte toren zullen aanvallen. ’s Nachts komt de vleermuis in de toren en Lambik merkt dit terwijl hij nog half slaapt. De vleermuis bedreigt Philippeke en wil in ruil voor de schat de vrienden laten ontsnappen via de geheime gangen. Suske en Lambik worden in een kist opgesloten en Philippeke vertelt de vleermuis dat hij het zwaard met de schatkaart in het water heeft laten vallen. In een nis achter het bed van Philip is een kopie van de schatkaart en de vleermuis vlucht hiermee weg als Wiske arriveert.
Wiske en Philip bevrijden Suske en Lambik en ze vinden de geheime gang waardoor de vleermuis is verdwenen. De vrienden vinden de valkenier die hen alles vertelt. Philippeke vindt dat hij genoeg gestraft is in de vergeetput en hij laat de valkenier en zijn moeder gaan, op voorwaarde dat ze de streek verlaten. Dan lukt het de mannen van de heer van Kleef de deur van de toren op te blazen en ze bestormen de toren. De vrienden vluchten door de geheime gang, maar deze is ingestort door de ontploffing. De heer van Kleef laat zijn mannen brandende pek in de tunnel gooien en de vrienden zitten in de val. Philip is in de toren gevlucht en ziet dat zijn vader terugkeert. De belegeraars worden verslagen en moeten vluchten. Suske, Wiske en Lambik worden nooit teruggevonden, mijnheer Priem heeft de vrienden teruggehaald naar het heden voordat ze door het vuur werden verbrand.
Lambik herinnert zich waar de geheime gang is en de vrienden en mijnheer Priem kunnen zo uit het kasteel ontsnappen. De drielingbroers zijn in de slotgracht op zoek naar de schat en kunnen eindelijk de geheime gang openen, maar Lambik vindt de schat net iets eerder. De broers vinden alleen een briefje van de vrienden en worden na een hevige ruzie ingerekend door de rijkswacht. De vrienden bekijken thuis de schat van Beersel, die ze zullen delen met mijnheer Priem en waarvan een groot gedeelte naar de Staat zal gaan.
Terug naar: Het Overzicht van etiketten