(Slagveld bij) Waterloo
Vlakbij het dorpje Waterloo, net ten zuid-oosten van Brussel heeft een van de meest tot de verbeelding sprekende veldslagen uit de geschiedenis plaatsgevonden.
De Slag bij Waterloo was een veldslag bij Waterloo (gelegen in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden sinds 13 februari 1815, vandaag in België). Napoleon Bonaparte werd hier op 18 juni 1815 definitief verslagen door een combinatie van Britse/Nederlandse, Hannoveraanse en Pruisische legers, onder leiding van respectievelijk de hertog van Wellington en Blücher.
Het voorspel
In 1814 was Bonaparte na een reeks nederlagen (Slag bij Leipzig en een aantal nederlagen in Frankrijk) naar het eiland Elba verbannen. Daar volgde hij met interesse het gekrakeel dat in Wenen over de landverdeling in Europa was losgebarsten. Hij begreep dat voor hem nog niet alles verloren was. Op 26 februari 1815 ontsnapte hij van het eiland, en op 1 maart arriveerde hij met een legertje van 800 man in de Franse havenstad Cannes. Snel trok hij met zijn persoonlijke garde op naar het noorden, richting Parijs. Maarschalk Michel Ney, aanvoerder van het Franse leger en voormalig maarschalk onder Napoleon, werd opgeroepen om de keizer tegen te houden, maar liep met zijn hele leger over naar zijn voormalige baas. Op 20 maart zetelde die weer in zijn keizerlijk paleis. Na de verbanning van Napoleon naar het eiland Elba hadden de geallieerden hun legers teruggetrokken naar de zuidelijke Nederlanden. Daar maakten Wellington, Blücher en de Prins van Oranje zich nu op voor een nieuwe confrontatie met Napoleon en rukten op richting Frankrijk. Napoleon wilde zijn vroegere keizerrijk echter heroveren, en wel zo snel mogelijk, eer de andere staten in Europa klaar waren om Frankrijk binnen te vallen en hem weer gevangen te nemen. Hij mobiliseerde in twee maanden tijd een leger van 200.000 manschappen en trok met 120.000 daarvan naar de Frans-Belgische grens. Op 14 juni stak hij die over. Met zijn opmars viel hij aan op het punt waarop het Pruisische en het Brits-Nederlandse leger onder de Hertog van Wellington aan elkaar grensden, traditioneel een zwak punt.
Aan de Slag bij Waterloo gingen op 16 juni twee andere veldslagen vooraf: zo stuitte hij op het Pruisische leger van Blücher, dat in de Slag bij Ligny tot de terugtocht gedwongen werd. Blücher hield echter zijn leger intact. Tegelijkertijd werden Anglo-Nederlandse troepen bij Quatre-Bras aangevallen – zie hiervoor Slag bij Quatre-Bras – door een Franse overmacht onder maarschalk Ney; Ney was echter te voorzichtig, en tegen de tijd dat hij zijn aanval wilde doorzetten was het Anglo-Nederlandse leger al zo goed als ontkomen richting Waterloo.
Wellington en Blücher
Napoleon had het terugtrekkende Pruisische leger laten achtervolgen door Grouchy met een leger van 35.000 man (het Franse 3e en 4e korps). Maar dit was op ontoereikende wijze gebeurd, en Blücher kon zijn leger hergroeperen en richting Wellington trekken.
Door de Pruisische nederlaag bij Ligny was Wellingtons positie bij Quatre-Bras onhoudbaar geworden. De 17e juni, een dag waarop het vrijwel voortdurend regende, liet hij het geallieerde leger terugtrekken en verzamelen achter een natuurlijke glooiing, het plateau van Mont-Saint-Jean ten zuiden van Waterloo. Wellington had per brief vernomen dat Blücher parallel met hem terugviel richting Waver en hem bij zou staan. Het was dus zaak om de Franse aanval zo lang mogelijk te weerstaan, totdat de Pruisen zouden arriveren om zich met hen te verenigen. Hij stelde zijn legers op langs de weg van Eigenbrakel naar Genepiën en wachtte daar de vijand op.
Waterloo
De nacht van 17 op 18 juni regende het nog altijd. De lössachtige grond veranderde in bruine modder. Dat was de reden dat Napoleon de volgende dag pas om half twaalf het sein tot de aanval gaf. Maar ook toen was het nog te nat om artillerie snel te kunnen verslepen. Mede daardoor slaagde Napoleons broer Jérôme Bonaparte er niet in de kasteelboerderij Hougoumont in te nemen. Die aanval was een afleidingsmanoeuvre voor de centrale aanval die omstreeks twee uur ‘s middags door maarschalk Ney tegen Mont-Saint-Jean werd ingezet. Echter, op bevel van Jerôme werden meer en meer Franse troepen tegen Hougoumont gedirigeerd. Het gevolg was dat de geallieerden niet gedwongen waren hun linies te verzwakken om Hougoumont te versterken, maar juist de Fransen meer en meer troepen in deze sector verloren.
Aan de aanval ging een incident vooraf dat een belangrijke invloed had op het aanzien van het Nederlandse leger bij de Engelsen. De brigade van Bylandt, die bij Quatre-Bras reeds forse verliezen had geleden, was tot stomme verbazing van vele ooggetuigen en geschiedschrijvers, vóór de geallieerde linie opgesteld. Ze stonden zo open en bloot voor de Fransen, terwijl de rest van het geallieerde leger achter de heuvelkam stond. Bovendien waren de flanken ongedekt. In tegenstelling tot de daarop ontstane mythe, werd de Brigade Bylandt overigens wel op tijd teruggetrokken achter de heuvelkam, en heeft ze uiteindelijk weinig verliezen geleden.
Ondertussen werd er door de Fransen een ‘Grande Batterie’ verzameld van 76 kanonnen. Omstreeks 1 uur ‘s middags barstte het bombardement van deze ‘grande batterie’ los. Het bombardement had minder effect dan verwacht: de Britten en Nederlanders stonden beschut achter de heuvelkam opgesteld, en hadden zelfs het bevel gekregen te gaan liggen. De zeer drassige grond heeft mogelijk bijgedragen aan het verminderde effect van de artillerie: scherven werden erdoor geabsorbeerd, en massieve kogels “stuiterden” niet zoals op harde grond.
d’Erlons aanval
Napoleon gaf bevel tot een aanval door de vier divisies van d’Erlons 1e legerkorps, samen zo’n 16.000 man, op de geallieerde linkervleugel. In vier gigantische aanvalscolonnes marcheerden zijn troepen voorwaarts.
De aanval was gericht op de zwakkere oostflank van de geallieerden. De aanval kwam dus recht op de brigade van Bylandt af. In tegenstelling tot wat Engelse historici beweren, zeggen ooggetuigenverslagen dat de brigade de Franse aanval zelfs enige tijd weerstaan heeft. Onder druk van de overmacht trokken ze zich terug achter de eerste Britse linie. Hier werden de ontplooide Franse colonnes tot staan gebracht door een tegenaanval van twee Britse infanteriebrigades van Pictons divisie, gesteund door de brigade van Bylandt en een andere Britse brigade.
Dit was voor Wellington het sein om zijn cavalerie een tegenaanval te laten uitvoeren (o.a. de Scots Greys). De twee Britse brigades zware cavalerie reden op de Fransen in, en de Fransen begonnen zich terug te trekken, wat uitmondde in een vlucht met de Britse cavalerie in de achtervolging. De Britse cavalerie werd overmoedig en wilde meteen ook maar de ‘grande batterie’ oprollen, maar die schoot terug. Ondertussen kwam er Franse cavalerie aangesneld en die sneed de Britten af van de rest van het geallieerde leger. Drie andere lichte geallieerde cavaleriebrigades, waaronder een Nederlandse, kwamen hen ontzetten. Resultaat was dat de geallieerde linie nog intact was, maar dat Wellington nog maar één grote formatie zware cavalerie over had: de Nederlandse brigade van Trip. Aan de Franse zijde zou het eerste legerkorps van d’Erlons echter een aantal uren nodig hebben om te reorganiseren.
De slag gaat verder
Aan het begin van de middag merkte Napoleon dat er nieuwe troepen arriveerden op zijn rechterflank. Eerst dacht hij dat het maarschalk Grouchy was, die hij met 32.000 man achter Blücher en het Pruisische leger, dat hij verslagen waande, had aangestuurd. Al snel besefte hij echter dat het de Pruisen waren. Hij zond zijn reserve, het VI korps en 2 cavaleriedivisies samen 15 000 man, richting de Pruisen. Hierdoor had Napoleon op de garde na geen enkele infanteriereserves meer.
Het plan van Napoleon was om de geallieerden met de cavalerie te bestormen, gevolgd door infanterie en artillerie om de geallieerden vervolgens te verdrijven. Maar maarschalk Ney, die de aanval zou moeten coördineren, liet de cavalerie te vroeg aanvallen, zodat er geen infanterie- en artilleriesteun beschikbaar was. Trompetten bliezen de aanval en dwars door de modder trachtten zijn vijfduizend ruiters in het centrum de glooiing van de Mont-Saint-Jean te bestormen. Mede door de slechte staat van de grond kwam het niet tot een charge in galop, en had de aanval nooit de vereiste impact. De geallieerde infanterie formeerde zich -zoals verwacht- in defensieve carrés, en werden onneembaar voor cavalerie zonder steun van infanterie en artillerie. De hoeve La Haye Sainte, die tussen Napoleon en het geallieerde leger in stond, was voor beide zijden van vitaal belang. Daar konden de infanterie en artillerie tegengehouden worden.
Ney bleef nieuwe troepen eisen, niet wetend dat Napoleon op zijn oostflank al door voorposten van de Pruisen werd aangevallen. De Franse reserve kon niet op tegen de Pruisische overmacht. Napoleon zette daarom zijn 10.000 man sterke jonge garde in. In felle straatgevechten in Plancenoit lukte het de Fransen nog steeds niet om de Pruisen terug te dringen. Hierdoor was Napoleon genoodzaakt om 2 bataljons oude garde in te zetten. Wonder boven wonder lukte het de oude garde het tij te keren en de Pruisen werden voorlopig teruggedrongen.
Ondertussen slaagde Ney erin, onder dekking van de cavalerie, met opgetrommelde infanterie de hoeve La Haye Sainte in te nemen. De KGL (King’s German Legion) werd verdreven, de hoeve werd door de Fransen ingenomen. Ogenblikkelijk werden infanterie en artillerie-eenheden naar voren gebracht om de geallieerde carrés onder vuur te nemen en een doorbraak te forceren. De Prins van Oranje liet nog een tegenaanval ondernemen door enkele Hannoveraanse bataljons, die echter door Franse cavalerie werd afgeslagen (deze mislukte aanval droeg ook bij aan de negatieve berichtgeving over de Prins van Oranje en de Nederlandse troepen). De Fransen hadden nog alle kans om te winnen.
De nederlaag van de Garde
Napoleon probeerde met een laatste krachtsinspanning de zege zeker te stellen, en gaf bevel voor nóg een stormloop. Hij wist dat hij door zijn reserves heen was, en kwam hierdoor persoonlijk zijn garde afleveren. Om het moreel hoog te houden riep Napoleon: Grouchy, Grouchy is daar!, maar wetend dat het de Pruisen onder Blücher waren.
De geallieerde posities werden verdedigd door Engelsen, Hannoveranen en Brunswijkers. De Franse middengarde, hoewel in de minderheid, viel hen twee keer aan. De eerste keer ontstond er een gat in de geallieerde linie. Wellington raakte door zijn reserves heen, maar de frisse Nederlandse 3e divisie, geleid door Generaal David Hendrik Chassé, vulde het gat op. De eerste aanval van de Midden-Garde verzandde in een vuurgevecht waarna beide partijen zich terugtrokken; maar de tweede aanval verliep voor de Fransen rampzalig: met een aantal kartetssalvo’s van de Nederlandse Rijdende artillerie werd een ware slachting aangericht onder de Fransen, de Engelsen ontvingen de middengarde met een salvo, en de divisie van Chassé overrompelde hen met een bajonetcharge. De terugtocht van de Franse garde eindigde in een wilde vlucht, die oversloeg op de rest van het Franse leger. Daarop beval Wellington de algehele opmars van het geallieerde leger.
Ondertussen waren ook de Pruisen weer doorgedrongen tot Plancenoit. Plancenoit werd verdedigd door ongeveer 20.000 Fransen van Lobaus VI korps; 2 cavaleriedivisies; de 8 bataljons van de Jonge Garde en 2 bataljons van de Oude Garde tegen ongeveer 30.000 Pruisen. De Fransen hielden de verdediging ongeveer een uur vol voordat ze er door een gigantische Pruisische tegenaanval en bloedige straatgevechten uit werden gedreven. De laatste eenheid die vluchtte was de Oude Garde die de kerk en het kerkhof verdedigde. De Franse verliezen waren verschrikkelijk. Bijvoorbeeld het 1e bataljon Tirailleurs van de Jonge Garde verloor die dag 92% van zijn mannen aan doden en gewonden.
De Oude Garde, de meest geharde soldaten van allemaal en nog altijd trouw aan Napoleon, dekte de aftocht van hun Keizer. In perfecte formaties wisten zij nog een aantal aanvallen van de geallieerden af te slaan alvorens zich al vechtend terug te trekken. Generaal Pierre Cambronne, uitgedaagd om zich over te geven, zou toen de historische woorden hebben gesproken: “Mijn garde sterft, maar geeft zich niet over!” (een andere variant is dat hij zich beperkte tot een kort maar krachtig antwoord: “Merde!” In werkelijkheid werd hij gevangengenomen door de Britse generaal Halkett.De laatste twee carrés van de Oude Garde vormden een levend schild voor Napoleon en zijn staf. Deze carrés waren het Eerste Regiment Grenadiers en het Eerste Bataljon van het Eerste Regiment Jagers, de beste soldaten in het Franse leger. Deze carrés wisten tezamen met de nog resterende Franse cavaleriebrigades alle aanvallen van de geallieerden af te slaan. Het laatste carré Jagers van de Keizerlijke Oude Garde dat de aftocht dekte, werd geleid door de Rotterdamse kolonel Jan Coenraad Duuring. In dit carré bevond zich een ruime tijd Napoleon alvorens hij zijn soldaten moest verlaten om naar Parijs te rijden (hij vreesde een opstand van de Parijzenaars).
De Nederlandse 3e Divisie en enkele Nederlandse cavalerie-onderdelen, die de Fransen tot ver achter hun linies had achtervolgd, ontmoetten achter de Franse beginposities de Pruisen en hielden halt. De Pruisen namen de achtervolging van hun uitgeputte Nederlandse collega’s over.
Na de slag
Het Franse leger verliet het slagveld in volledige chaos en trok zich via Charleroi terug over de Franse grens. Napoleon keerde terug naar Parijs, dat hij op 21 juni 1815 bereikte, maar hij werd niet meer als keizer erkend. Een paar weken wachtte hij werkloos op het landgoed Malmaison bij Parijs. Een poging om naar Amerika te vluchten werd verijdeld omdat de Engelsen alle havens hadden afgegrendeld. Vervolgens vroeg hij politiek asiel aan in Engeland. Hij probeerde dat op diplomatieke wijze: Laat ik mij onderwerpen aan de edelmoedigste van mijn vijanden.
Sint-Helena
Napoleon kreeg asiel van de Britten, maar anders dan hij had verwacht. Hij werd als gevangene aan boord van het marineschip Northumberland vervoerd en na een tocht van 70 dagen afgezet op het afgelegen, verlaten Britse eiland Sint-Helena, in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan. Nog zes jaar bracht Napoleon daar door voordat hij op 5 mei 1821 stierf. In 1840 werd zijn stoffelijk overschot naar Parijs overgebracht, en bijgezet in de Dôme des Invalides.
Betekenis
De Slag bij Waterloo markeerde het einde van een reeks oorloge
n die was begonnen met de door de Fransen gewonnen Slag bij Valmy (1793). Frankrijk had als sterkste Europese mogendheid afgedaan. Duitsland werd teruggegeven aan zijn vorsten, die minder talrijk waren dan aan het eind van de 18e eeuw, maar bij elkaar toch nog een confederatie vormden van 39 Duitse staten. Van Italië bleef het noordelijke deel onder Oostenrijks bestuur en de Bourbons keerden terug naar Napels. De Heilige Alliantie van Oostenrijk, Pruisen en Rusland riep een Duitse federatie uit met onder andere als doel elke staat een liberale constitutie te bezorgen. In Frankrijk kwamen de Bourbons weer op de troon, maar wel met een handvest waarin de democratische rechten werden gegarandeerd. Het werk van het Congres van Wenen was goed voor 40 jaar Europese vrede. De Duitse en Italiaanse natiestaat zouden in de jaren zestig door middel van een oorlog bereikt worden.
Waterloo maakte de weg vrij voor het Britse Rijk: dit zou – na anderhalve eeuw Franse hegemonie – tot aan de Eerste Wereldoorlog een gestage uitbreiding en weinig ernstige tegenslagen kennen. Het Britse rijk zou het toppunt van zijn macht bereiken en de Britse vloot zou in de wereld de Pax Britannica bewaren.
De Nederlandse veteranen
Een deel van de Nederlandse troepen, met name de Indische brigade was eigenlijk voor de strijd op Java bestemd geweest maar zij konden nog voor de afvaart naar de Zuidelijke Nederlanden worden gestuurd. Na de val van Napoleon werden de veteranen van Waterloo naar Java gestuurd waar zij de Java-oorlog, zij het met veel moeite, konden winnen.
Terwijl de Britten en de Duitse deelnemers medailles kregen als herinnering werd het Zilveren Herdenkingskruis 1813-1815 pas in 1865 ingesteld. Pas tijdens de regering van Koningin Wilhelmina kregen de laatste, inmiddels hoogbejaarde, veteranen een pensioentje toegekend. De laatste Nederlandse veteraan stierf in 1896. Het kruis hangt tegenwoordig aan het vaandel van het Regiment Infanterie Oranje Gelderland.
In Nederland werd Waterloodag nog tot aan het einde van de eeuw als nationale feestdag gevierd. Men kreeg vrij van het werk en er werden, vooral in het Noorden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden optochten, concerten en feesten georganiseerd. In 1940 verdween de feestdag.