Brussel – Overzicht
BRUSSEL: 2008 2009 2010 2013
Brussel ontstond rond een burcht op een eiland in de Zenne. De stad werd achtereenvolgens de hoofdstad van het hertogdom Brabant, de Zeventien Provinciën, de Zuidelijke Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, België, de Vlaamse en Franstalige Gemeenschap en is het bestuurlijk centrum van de Europese Unie.
In 1853 werd de Leopoldswijk aangehecht, in 1864 volgde de Louizalaan en in 1921 kende de gemeente zijn grootste uitbreiding met de aanhechting van Haren, Laken en Neder-Over-Heembeek.
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een van de drie gewesten van België, al heeft het niet dezelfde juridische status als het Vlaamse en Waalse gewest. Het omvat 19 gemeenten met een totale oppervlakte van 161 km2. Het aantal inwoners bedraagt 1.147.876 (cijfers onder voorbehoud). De gemiddelde bevolkingsdichtheid bedraagt 7.113 inwoners per km².
Geschiedenis
Middeleeuwen en hertogdom Brabant
Brussel was reeds een bekende stad in de (late) Middeleeuwen. Het kende toen een grote bloei onder het hertogdom Brabant. Het rivaliseerde toen sterk met Leuven. Beide steden waren afwisselend de hoofdstad van het hertogdom. Brussel werd min of meer de hoofdstad van de Habsburgse Nederlanden en later de Zuidelijke Nederlanden. Naar het einde van de Oostenrijkse tijd kreeg het de overhand over Leuven. Ettelijke adellijke families vestigden er zich, evenals (delen van) het Oostenrijks bestuur.
Brussel consolideerde haar hoofdstedelijke functie een eerste keer onder het Franse regime. Tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was het samen met Den Haag zetel van het parlement. In de Belgische Revolutie van 1830 was Brussel het centrum van de rebellen, waar het Voorlopig Bewind zich vestigde.
Belgische hoofdstad
De nieuwe Belgische staat zorgde voor een aanzienlijke versnelling in de uitbouw van Brussel. Vóór 1830 was Brussel een Brabantse, Nederlandstalige stad. Na de onafhankelijkheid kende het een sterke inwijking van Fransen (gevluchte revolutionairen en anderen), en van Waalse ambtenaren die het jonge Belgische bewind aantrok uit de Waalse provincies om er haar nationale administratie mee te bemannen. Dat bewind werd namelijk beheerst door de hogere burgerij en de adel. Enkel deze groepen genoten toen stemrecht. Zij wensten de nationale instellingen enkel in hun eigen taal, het Frans, uit te bouwen. Hierdoor werd het Nederlands radicaal verbannen uit alle instellingen en uit het bestuur. Deze taalkundige discriminatie viel dus samen met zware sociale en politieke discriminatie van de gewone bevolking (en lagere burgerij). In de negentiende eeuw kende Brussel ook een sterke industriële ontwikkeling. Door de zware verfransende druk vanwege de overheid, door de inwijking van Walen en Fransen ontstond toen ook een aanhoudende verfransing van de bevolking. Niettemin kregen de Franstaligen slechts rond het midden van de twintigste eeuw numeriek de overhand. Samen met deze evolutie groeide ook het hoofdstedelijke gebied. Begin 19e eeuw telde dat slechts een zestal gemeenten rond de hoofdstad. Naarmate de verstedelijking en de verfransing oprukte werden omringende gemeenten geannexeerd. Dat gebeurde bij tienjaarlijkse talentelling. Eenmaal daarbij het aantal Franstaligen en tweetaligen boven bepaalde grenzen raakten, werd de betrokken gemeente bij het hoofdstedelijke gebied gevoegd.
Eigen Brusselse instellingen: agglomeratie en gewest
Eigen instellingen verkreeg Brussel slechts vrij laat, eerst met een Brusselse Agglomeratieraad, daarna, tien jaar na het Vlaamse en Waalse gewest (in 1989), met haar eigen hoofdstedelijke gewestinstellingen: het Brussels Hoofdstedelijke Parlement en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Daarbij werd er een wettelijke regeling uitgewerkt ter bescherming van de Vlaamse minderheid in Brussel (slechts 20% van de Brusselse bevolking volgens de meest optimistische schattingen, minder als het verkiezingsresultaat van de Nederlandstalige partijen als maatstaf genomen wordt). Zo is de Brusselse gewestregering (net als de federale trouwens) paritair samengesteld, dat wil zeggen dat er evenveel Nederlandstalige als Franstalige ministers zijn (met uitzondering van de minister-president). Later kregen de Vlamingen ook een gewaarborgd aantal zetels in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, omdat hun aantal zetels anders onder een kritische drempel dreigde te vallen.
Daarnaast oefenen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap ook bevoegdheden uit in het Brussels Gewest: dit zijn de typische gemeenschapsbevoegdheden, ook wel de persoonsgebonden materies genoemd (bv. cultuur). Voor de Vlaamse Gemeenschap rusten deze bevoegdheden bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), voor de Franse Gemeenschap bij de COCOF. Voor een beperkt aantal materies is er een gemeenschappelijke gemeenschapscommissie.
De huidige institutionele regeling voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dan ook vrij ingewikkeld. Dat is het resultaat van ettelijke rondes staatshervormingen waarbij de Franstaligen Brussel proberen uit te bouwen als ‘une région-à-part entière’, daar waar de Vlamingen Brussel meer zien in een lagere, intermediaire bestuursvorm – een sterk opgewaardeerde agglomeratie annex provincie.
De 19 gemeenten van het w:nl:Brussels Hoofdstedelijk Gewest (met hun postcodes):
- Anderlecht (1070)
- Brussel (Brussel-Stad) (1000, 1020, 1120, 1130, 1040, 1050)
- Elsene (1050)
- Etterbeek (1040)
- Evere (1140)
- Ganshoren (1083)
- Jette (1090)
- Koekelberg (1081)
- Oudergem (1160)
- Schaarbeek (1030)
- Sint-Agatha-Berchem (1082)
- Sint-Gillis (1060)
- Sint-Jans-Molenbeek (1080)
- Sint-Joost-ten-Node (1210)
- Sint-Lambrechts-Woluwe (1200)
- Sint-Pieters-Woluwe (1150)
- Ukkel (1180)
- Vorst (1190)
- Watermaal-Bosvoorde (1170)