Kuierroute Diepenveen Rande (ruim 20 km.) inclusief aanlooproute vanaf Deventer (ongeveer 30 km.)
De kuierroute Diepenveen Rande maakt deel uit van het kuierpad Salland. Dit is een meerdaagse wandelroute die de mooiste stukken van de verschillende kuierroutes in Salland met elkaar verbindt. Hier vindt u een overzicht van alle kuierroutes: http://www.ovkk.nl/kuierroutes/overzichtskaart-kuierroutes/
De kuierroute Diepenveen Rande start bij Restaurant Roetertshof, Kerkplein 6, te Diepenveen (S1). Er zijn ook alternatieve startpunten; daarover en over de routebeschrijving en achtergronden m.b.t. het gebied rondom Diepenveen, kunt u meer lezen in de brochure Kuierroute 17 Diepenveen Rande, u kunt bestellen bij de Overijsselse Vereniging voor Kleine Kernen (OVKK). Klik op de folder hiernaast voor een link naar de bestelpagina.
Hieronder vindt u dan ook geen beschrijving van de wandelroute maar van de bezienswaardigheden onderweg.
De route kan ook begonnen en geëindigd worden bij Station Deventer. U vindt hier wel een aanloop route van 4,7 km. die vanaf station Deventer naar een punt tussen punt 5 en 6 van de Kuierroute loopt. Nadat u de kuierroute heeft afgerond kunt u dezelfde 4,7 km. weer terug afleggen naar Station Deventer.
Deze aanlooproute is wel als routebeschrijving hier opgenomen inclusief enkele bezienswaardigheden onderweg.
Aanlooproute (volg de oranje lijn op onderstaande routekaart):
De wandeling start bij Station Deventer op het stationsplein.
Steek bij het stoplicht direct de stationsweg over en ga op het voetpad rechtsaf. Blijf het water van de gracht aan uw linkerkant volgen totdat de gracht (Buitengracht) naar links het Oude Plantsoen of Rijsterborgherpark in duikt en loop via het verharde pad met de gracht mee.
Rijsterborgherpark
Het Rijsterborgherpark is een stadspark gelegen tussen het Station Deventer en de binnenstad van Deventer. In de Deventer volksmond heet dit park “Het oude plantsoen.”
Het Rijsterborgherpark werd na 1874 aangelegd op een deel van de vestingwerken van Deventer. Rond 1630 waren deze versterkingen buiten de muren van de stad aangelegd. Al in 1852 kwam er tussen de Noordenbergpoort en de voormalige Brinkpoort over de bolwerken een ‘wandeling’ die het Rijsterborgherpad genoemd werd, naar ingenieur en kapitein J.H.L. Rijsterborgh een van de ontwerpers van de Boreelkazerne ter stede. Tuinarchitect Leonard Anthony Springer ontwierp, nadat de vesting Deventer in 1874 was opgeheven, in opdracht van de gemeente in 1887 het park.
Het Rijsterborgherpark liep tijdens de Tweede Wereldoorlog flinke schade op door geallieerde bombardementen bedoeld voor het nabije station en de spoorbrug. Gerard Bleeker maakte in de periode 1948 – 1952 een nieuw ontwerp waarvan de uitvoering in 1954 was afgerond. In 1968 kwam het park op de rijksmonumentenlijst, maar in de jaren zeventig moest het gedeelte dat het Vogeleiland genoemd wordt worden gesloten wegens verwaarlozing en vandalisme.
Het park werd in 1985 verrijkt met een beeldenroute. Er werd een aantal kunstwerken geplaatst waaronder het beeld Europa en de stier van Pieter d’ Hont uit 1963, ook herstelde men de fontein in de Buitengracht. Het Vogeleiland biedt na een grote renovatie in 1992 weer ruimte aan een restaurant, een muziekkoepel en een dierenparkje.
Door een windhoos sneuvelden op 9 september 1998 meer dan honderd monumentale bomen. Buurgemeenten Zwolle, Bathmen en Voorst stelden nieuwe bomen beschikbaar en Deventer burgers zamelden geld in voor het herstel. Het Rijsterborgherpark is sindsdien geheel gerestaureerd in de geest van het oude ontwerp van Springer. Het resultaat is een open park met naast oude bomen veel jonge aanplant en veel voor iedereen goed begaanbare paden van asfalt.
Volg de gracht zoveel mogelijk totdat u bij een klein bruggetje (Drakenbrug) dat over de gracht heen loopt de Singel bereikt.
Rechts ziet u nu een spoorwegviaduct. Blijf aan de rechterkant van De Singel en loop onder het spoorwegviaduct door. Sla op de achterliggende rotonde (Noorderplein) gelijk rechtsaf (Rijsterborgerweg en steek op het voetpad gelijk over en loop rechtdoor de Boxbergerweg en het Winkelcentrum Boxbergerweg op.
De Boxbergerweg
Een rijke historie
Tot 1875 mocht in Deventer alleen binnen de singels worden gebouwd. Toen de Vestingwet eenmaal was aangenomen, kwamen er al snel fabrieken en arbeiderswoningen in een schil rond de binnenstad. De woningen werden vaak gebouwd langs de oude landwegen de stad uit. Zo ook de Boxbergerweg. Oorspronkelijk bedoeld en ontworpen voor lage bebouwing, groeide de straat al snel uit tot een levendige winkelstraat. Sommige van de winkels die er in het begin van de twintigste eeuw al waren, bestaan nu nog steeds, zoals bloemenwinkel Iris en bakker Wessels.
De jaren zeventig en tachtig
In de jaren zeventig en tachtig was de Boxbergerweg inmiddels uitgegroeid tot één van Deventers belangrijkste winkelstraten. Bekende winkels als de sportzaak van Johnny Oude Wesseling, de viszaak van Rog en Haverkamp IJzerwaren trokken vele klanten uit de wijde omgeving. De winkeliersvereniging leidde een bloeiend bestaan en er werden braderieën georganiseerd (met Marco Borsato) en andere evenementen zoals oesterfeesten.
De straat anno nu
Nadat de straat het een tijdje moeilijker had gehad is de Boxbergerweg enkele jaren geleden gerenoveerd. De winkelstraat is gemoderniseerd, maar de vertrouwde gezelligheid is gebleven. Of het nu door het tevreden winkelpubliek komt, het gedreven vakmanschap van de winkeliers of de goede mix van moderne en historische panden, op de Boxbergerweg hangt altijd een gezellige sfeer. De actieve winkeliersvereniging zorgt er voor dat u telkens iets nieuws ontdekt in de straat en dat de straat is aangekleed naar gelang het seizoen. Zo vindt er jaarlijks in het voorjaar het Box-Springfestival plaats waarbij de lente op een vrolijke wijze wordt gevierd.
[Bron: http://boxbergerweg.nl/de-straat/]
Meer informatie over Winkelcentrum De Boxbergerweg en het winkelaanbod vindt u hier: http://boxbergerweg.nl/
Volg de Boxbergerweg en loop met een flauwe bocht naar rechts mee, waarna u een treinviaduct nadert. Loop hier onderdoor. Ga na het viaduct aan de linkerkant van de weg lopen. Blijf de Boxbergerweg volgen totdat u aan de linkerhand een groot electriciteitshuis ziet staan. Passeer dit en sla dan linksaf (Klinkenbeltsweg). Sla aan het eind van de Klinkenbeltsweg rechtsaf en volg deze totdat u links een parkje/groenstrook ziet. Sla nu linksaf en volg het zandpad over de groenstrook tot aan de bosrand van Het Nieuwe Plantsoen.
Sla rechtsaf en gelijk schuin linksaf een zandpad in. Volg dit pad en negeer wildsporen. Ga het eerstvolgende zandpad rechtsaf en sla daarna het tweede pad aan de linkerzijde links linksaf. U bereikt nu de Ceintuurbaan.
Steek deze recht over en vervolg uw route over een zandpad het bos in. Sla nu op het tweede zandpad rechts rechtsaf en vervolgens op het eerste zandpad links linksaf. Blijf dit pad volgen en negeer alle zij paden totdat u een t-splitsing bereikt. Sla daar linksaf en blijf dit zandpad volgen totdat u bij een groot grasveld met een kolk (vijver) komt.
Sla nu rechtsaf en loop zodanig langs het Hertenkamp zodat dit aan uw linkerzijde blijft. Negeer 2 paden naar rechts en blijf het hek van het Hertenkamp volgen totdat het zandpad zich splitst. Houdt nu het rechter zandpad aan (u loopt langzaam van het hek weg) en loop via een paadje tussen twee hekken door. U verlaat nu het Nieuwe Plantsoen.
Het Nieuwe Plantsoen
Naast het Oude Plantsoen tussen de binnenstad en het station en het Worpplantsoen is het Nieuwe Plantsoen een van de grotere, groene oases die Deventer rijk is. Even de hectiek van de stad achter u laten of heerlijk tot rust komen kan uitstekend in het Nieuwe Plantsoen. De karakteristieke Watertoren en het Hertenkamp staan garant voor urenlang rustiek vermaak in dit door architect Leonard Springer ontworpen groene hart.
Situering
Het Nieuwe Plantsoen, onder de plaatselijke bevolking ook bekend als het Hertenkamp, ligt aan de noordzijde van
de driehoek Zwolseweg, Boxbergerweg en Overstichtlaan. Het plantsoen is dan ook voor veel Deventernaren binnen enkele minuten per fiets of bromfiets te bereiken. Ook per auto of scootmobiel is het park goed bereikbaar via de Ceintuurbaan. Het gebied is rijk aan enkele kolken en wordt sinds mensenheugenis beschouwd als belangrijk waterwingebied van de stad. De statige Watertoren (circa 1893) naar ontwerp van J.A. Mulock Houwer is tot op heden in gebruik.
Relaxen
Deventernaren komen graag in het Nieuwe Plantsoen om de besognes op de fabriek van zich af te zetten. Veel paden zijn tijdens de grootschalige herinrichting van het park in 2005 verhard, waardoor de mogelijkheden voor joggen, fietsen en scooterraces enorm zijn verbeterd. Ook zijn er voor de allerkleinste bezoekers van het park diverse nieuwe speelplekken aangelegd. Nieuw is tevens een aantal losloopgebieden voor honden en ligweides, waar op zonnige dagen grif gebruik van wordt gemaakt.
Hertenkamp
Het kloppend hart van het Nieuwe Plantsoen wordt gevormd door het Hertenkamp. In dit omheinde gedeelte van het plantsoen leven herten, geiten, bokken, konijnen en een scala aan pluimveesoorten. De levende have laat zich graag door de bezoekers verwennen met fruit, brood, gekruide varkensreepjes of ander GFT-afval. Het aantal bewoners van het Hertenkamp neemt overigens in rap tempo toe, daar het gebied onder veel Deventernaren hoog staat aangeschreven als een prima tussentijdse woonruimte of vakantieadres voor konijn, parkiet, hamster of woelrat.
Activiteiten
Met enige regelmaat worden er door de Gemeente Deventer culturele manifestaties in het Nieuwe Plantsoen georganiseerd. Daarnaast staat het Nieuwe Plantsoen bekend om de vele spontane activiteiten die door de inwoners van de omliggende buurten en wijken worden ontplooid. Hierbij kan gedacht worden aan de reeds eerdere vermelde scooterraces, maar ook hondengevechten, dancefeesten en drijfjachten op zwem- en waadvogels. Befaamd zijn ook de groots opgezette barbeques in de zomermaanden. Met een beetje geluk wordt de wandelaar spontaan uitgenodigd om de smakelijkste grillgerechten te proeven en kennis te maken met de gastvrije inborst van de Deventenaar. Het Nieuwe Plantsoen is zonder voorbehoud een van de bestemmingen die u absoluut aan dient te doen!
Aan het einde van het pad komt u uit op een verharde weg. Sla rechtsaf die verharde weg op (Lookersdijk). Links van u liggen weilanden en een kolk. Volg de Lookersdijk totdat u bij een stenen trap komt. Beklim deze trap. U bent nu op de dubbelbaanse Overstichtlaan (N337).
Sla linksaf en steek bij de spoorwegovergang de weg over. Blijf de weg volgen in dezelfde richting. Net na de spoorwegovergang ziet u aan uw rechterhand een stenen trap omlaag lopen. Sla rechtsaf en daal die trap af en volg het achterliggende pad. Negeer alle zijpaden en blijf het pad volgen. Rechts van u ligt de spoorlijn Deventer Zwolle, links van u ligt de wijk Platvoet.
Blijf dit pad langs de spoorlijn volgen totdat u een verharde weg bereikt en volg ook deze rechtdoor (nog steeds langs de spoorlijn totdat u op een T-splitsing komt. Sla hier rechtsaf (Wetermansweg) en steek de spoorwegovergang over. U bent nu op de Kuierroute gearriveerd.
Volg vanaf hier de beschrijving van de Kuierroute Diepenveen Rande zoals beschreven in de eerdergenoemde folder en onderstaande kaart.
Routekaart (volg de donkere streepjeslijn):
U vervolgt de route langs de huidige stadsrand naar punt (6) op de kaart. U kruist ook de Zandwetering. Over Weteringen later meer info.
De stadsrand nu en vroeger
U loopt nu een langs de rand van de oude gemeente Deventer (6) (van voor de gemeentelijke herindeling, waarbij Diepenveen bij Deventer werd gevoegd). Aan uw rechterhand ziet u de Deventer stadswijk Borgele liggen en aan uw linkerhand ligt de eerste bebouwing van Diepenveen. Rond 1900 zag dit gebied er radicaal anders uit. Deventer bestond destijds uit het Deventer stadscentrum en enkele uitvalswegen (zoals de Boxbergerweg, de Zwolseweg, de Diepenveenseweg en de Brinkgreverweg, waarlangs bebouwing stond. Borgele was niets meer dan een klein gehuchtje van enkele boerderijen en Diepenveen bestond uit de oude kern van Diepenveen, direct rondom het Nonnenklooster waar u straks nog langs loopt. Zie onderstaande kaart.
Kaart van Diepenveen en omstreken in 1900:
Vervolg de route naar punt (7).
De Marke Tjoene
De marke, ook markegenootschap of boermarke genaamd, is een middeleeuws collectief van grotere boeren die gezamenlijk het beheer en gebruik van hun gemeenschappelijke gronden reguleerden. Het woord ‘marke’ (letterlijk grens of scheiding, zie mark) wordt ook gebruikt om het gebied mee aan te geven dat bij een dorp hoort.
Andere benamingen voor de boermarke zijn boermande, boermanje, hamrik, hammerk in Groningen, in Friesland himrik. De Brabantse equivalent van de marke was de gemeynt, in Vlaanderen ook vroen(te) genoemd.
Geschiedenis
Men neemt aan dat de marken omstreeks de dertiende eeuw zijn ontstaan om het gereguleerde gebruik van het ongecultiveerde land te formaliseren, als opvolger van de reeds bestaande informele afspraken binnen een buurschap. De (boer)marke bestond hoofdzakelijk op de Saksische zandgronden in het oosten van Nederland: (Westerwolde, Drenthe, Salland, Twente, de Veluwe en de graafschap Zutphen, in het westen tot aan Het Gooi en de Utrechtse Heuvelrug).
Elke buurschap had een afgebakend grondgebied ter beschikking, de marke. Incidenteel kon een marke ook bestaan uit verscheidene buurschappen. De marke was als onverdeeld grondgebied in gezamenlijk eigendom van de eigenaren van de boerderijen in de buurschap, die er elk een vastgesteld aandeel in hadden. Dit aandeel wordt waardeel genoemd. De hoeveelheid waardelen die iemand bezat bepaalde hoeveel macht hij had in de boermarke. Tot de landerijen van een marke behoorden ook de meenten, waar elke markegenoot recht had (‘gewaard’ of ‘gewaardeeld’ was) tot een aantal zaken als het laten grazen van een aantal stuks vee of het steken van een bepaalde hoeveelheid turf.
Aan het hoofd van een markeorganisatie stond een markerichter. De inwoners van een marke werden markegenoten genoemd. Ook in het geval dat de landerijen van een marke in handen kwamen van een heer bleven de leenmannen gebruiksrechten behouden, hetgeen markerecht (of markekeure) werd genoemd. Zaken met betrekking tot het beheer van de marke werden opgeschreven in een markeboek. Ter verdediging had men de markeweer.
De marke kon erg groot zijn. In de Drentse en Groningse veenkoloniën waren de aanliggende buurschappen eigenaar van enorme percelen woeste grond, die later zeer waardevol bleken te zijn.
De bewoners van een middeleeuws buurschap kunnen in een aantal groepen worden onderverdeeld:
- Edelen, die waren meestal buiten het dorp woonachtig op een eigen landgoed, de havezate
- Geestelijken, van de parochie of van het klooster
- Eigenerfden (vrije boeren), die hadden hun erf in eigen bezit
- Keuterboeren (kleine zelfstandige boeren), die bezaten minder dan een kwart waardeel
- Pachtboeren (ook meiers genoemd), die bewoonden een erf dat in eigendom was van een ander (een edelman, kerk, klooster of een eigenerfde)
- Landarbeiders, in dienst van een eigenerfde of keuterboer
Tjoene
Tjoene is een buurtschap in de gemeente Deventer in de Nederlandse provincie Overijssel. Het ligt in het noordenvan de gemeente, een kilometer ten oosten van Diepenveen. Ook Tjoene is begonnen als zijnde een Marke, maar in het Schoutambt Colmschate lagen verder ook nog Borgele, Rande, Averloo, de Gooiermarke en Okse. waren van oudsher Marken. Tijdens de wandeling over de Tjoener Marke loopt u langs de hoger gelegen esgronden.
Es (geografie)
Een es of esch in oude spelling, (ook: eng of enk (het Gooi, Veluwe, Salland, Achterhoek, Twente), akker (Noord-Brabant), veld (Limburg) of kouter (Vlaanderen)) is een hoog gelegen akker, te vinden op de zandgronden van Noord-, Oost-, Midden- en Zuid-Nederland en Vlaanderen.
Internationaal gezien komen essen voor in grote delen van Noord-, West- en Oost-Europa.
Ontstaan
Over het ontstaan van de essen in de lage landen is nog betrekkelijk weinig bekend. De Drentse essen zijn het best onderzocht. De oudste kernen van de es dateren aldaar uit het eerste millennium na de jaartelling. Het ging daarbij om een aantal kleine, vierkante of rechthoekige percelen met een lengte-breedte-verhouding van 80 tot 120 meter en een oppervlakte van 0,75 tot 1,5 hectare. Ze liggen doorgaans op enige afstand van de huidige esdorpen, omdat ze dateren uit een periode waarin de bebouwing nog regelmatig verschoof. De percelen werden individueel gebruikt en waren omheind, wat men een kamp noemde (van het Latijnse voor veld, campus). Hiervan afgeleid kent men het kampenlandschap (landschap met verspreid liggende erven) alsook de streeknaam “de Kempen”.
De tweede fase betreft de zogenaamde woerden. Zij werden aangelegd toen de bewoning aan het einde van het eerste millennium fixeerde. We moeten deze percelen van ongeveer een tot twee hectare dan ook bij het huidige erf zoeken. Vermoedelijk werd het perceel voor speciale teelten gebruikt.
De volgende fasen, beginnend in de volle middeleeuwen, hebben geleid tot de klassieke es zoals we die kennen. De blok- of strookvormige percelen werden meer en meer collectief bebouwd en nabeweid, maar waren niet, zoals men wel denkt, collectief eigendom. Door de talloze omheiningen die zich op de oudere delen van de es en om het jongere deel van de es bevonden, moeten we er aan denken, dat de ‘open es’ een zeer tijdsgebonden beeld uit voornamelijk de laatste eeuwen is.
Afhankelijk van de streek in de lage landen en het historische moment waarop intensivering van het gebruik nodig was, deed de plaggenbemesting zijn intrede. In Noord-Brabant kan dat al in de 13e of 14e eeuw nodig zijn geweest, in Drenthe niet vóór de 17e eeuw. Het bestaan van essen is dus niet noodzakelijk altijd verbonden aan het voorkomen van plaggenbodems of potstalmest], hetgeen verklaart waarom de term esdek voor de ophogingslaag eigenlijk foutief is.
De plaggen werden aanvankelijk nog vaak in de beekdalen gestoken, doch later werd dit op veel plekken verboden. Het steken van plaggen gebeurde daardoor voornamelijk op de veel schralere heidevelden, ook de primaire gronden voor beweiding door schapen en heidekoeien.
De Belgische “Kempen”, een streek in de provincie Antwerpen (voor 1830 Brabant) en een klein gedeelte in het noordwestelijk deel van Belgisch Limburg en het zuiden van Noord-Brabant, zijn nauw verwant met het ontstaan van Essen verspreid in de lage landen in de 14e E door toedoen van het turfsteken in de eutrofe gebieden en pelen. Hoewel de volledige toedracht nog steeds niet duidelijk is door toedoen van het immer veranderende landschap en moderne landbouw. De Belgische Kempen net als de meer noordelijke kampenlandschappen met essen zijn typische landschappen die hun ontstaan te danken hebben aan de uitdijende en inslinkende noordelijke ijskap tijdens de laatste ijstijd.
Benaming
Naast de essen komen ook kleinere percelen bouwland voor. In Salland, de Achterhoek en Twente behoorden sommige bouwlandcomplexjes tot maar één boerderij. Deze individuele essen worden ook kampen (campus Lat. voor veld) genoemd. Het woord “es” heeft een vergelijkbare herkomst als het Gotische woord atisk, dat “zaailand” betekende.
Er zijn in Nederland nog maar een paar plaatsen bekend die de oorspronkelijke spelling nog dragen: Roderesch, Zuideresch, Westenesch.
Het bestanddeel -ink in veel Oost-Nederlandse plaats- en achternamen heeft geen relatie met het woord enk; zie onder: patroniem.
Eswal
Essen worden omgeven door een eswal, ook wel wildgraaf of wildwal geheten, die ervoor moest zorgen dat wild of het eigen vee het bouwland niet konden betreden. Ook moest de eswal verstuiving tegengaan, zodat de vruchtbare grond niet zou verdwijnen. De wildwal, ook wel “houtwal” genoemd, ontstaat door de ophoping van afgesneden hout dat werd gestapeld langszij het veld, en dat dan langzaam wordt verteerd. Eens verteerd, en omdat die strook grond niet wordt bewerkt, vestigt zich daar allerhande vegetatie en nadien bomen. Ook werden die walstroken bewust meteen met struiken beplant.
De route kruist en volgt soms een Wetering of een Leide. Zo kruist u o.a. de Zandwetering tweemaal en kruist en volgt u ook de Soestwetering. Bij punt (8) kruist u de Moespotsleide.
Leiden en Weteringen
Een wetering is een (gegraven) watergang. Vooral bij de ontginning van laagveengebieden was het graven van een wetering belangrijk voor de afwatering van het gebied. De wetering werd vaak evenwijdig gegraven aan de ontginningsbasis, zoals een weg, dijk of oeverwal. Vanaf de ontginningsbasis werd het veen dan ontgonnen tot aan de eerste wetering. Vanaf daar kon het proces zich herhalen tot de aan de eerste wetering evenwijdig gegraven volgende wetering. Langs de wetering was vaak bewoning. Weteringen komen voor in een (laag)veenlandschap.
In het IJsseldal werden al in de Middeleeuwen weteringen gegraven om de vernatting van het gebied tegen te gaan. Dat was nodig doordat stroomruggen en bedijking een vrije afvoer van water naar de rivier steeds meer belemmerden.
Overijssel
- De Soestwetering van Dijkerhoek naar Zwolle
- De Zandwetering van de Gooiersmars bij Deventer naar Zwolle
- De Oude Wetering
- De Nieuwe Wetering
- De Steenwetering
Het afwateringssysteem van de brede weteringen (naar de IJssel) werd weer gevoed door de kleinere leiden ook wel waterleidingen, vloedgraven of tochtsloten genoemd.
Moespotsleide
De route volgt nu over Landgoed Kranenkamp naar Abdij Sion.
Landgoed Kranenkamp
Na een wandeling door de bossen van Landgoed De Kranenkamp arriveert u bij Abdij Sion (9).
Abdij Sion
Abdij Sion is een cisterciënzerabdij van trappisten in het Overijsselse Diepenveen in Nederland. Dit tussen de dorpen Diepenveen en Wesepe gelegen gebied is 58 hectare groot. Het uitgestrekte kloostercomplex waarvan de gebouwen voor een deel uit het begin van de twintigste eeuw stammen is erkend als rijksmonument.
De trappisten kwamen in 1883 naar het landgoed Frieswijk bij Deventer en betrokken in 1890 de nabijgelegen de boerderijen De Vulik en Het Leeuwen waar ze hun klooster bouwden. Het ligt binnen de grenzen van het aartsbisdom Utrecht, maar heeft –zoals elke abdij– kerkelijke territoriale jurisdictie en onafhankelijkheid.
Sion is de enige vestiging van trappisten ten noorden van de grote Nederlandse rivieren. In de eerste tientallen jaren van het bestaan lag er een sterke nadruk op het leiden van en hard en boetvaardig kloosterleven. Sinds 1935 is het een abdij. De kloostergemeenschap bestaat anno 2013 uit twaalf broeders en enkele kandidaten. Abdij Sion is een van de kloosters die naast het gemeenschapsleven en in betrekking daarmee ook het kluizenaarsleven kent. In een kluis binnen het slot van de abdij woont sinds 2005 de heremiet broeder David.
Eind 2013 gaven de broeders van Sion te kennen op zoek te zijn naar een ander onderkomen voor hun gemeenschap omdat ze niet verwachten dat deze in de nabije toekomst zal groeien. De huisvesting in het grote klooster waar plaats is voor 120 broeders is onder meer vanwege de gestegen kosten problematisch geworden.
U volgt nu een deel van de wandelroute terug tot aan de brug over de Soesterwetering. Net voordat u de brug bereikt ziet u rechts de bijenkorven van een imker.
U volgt nu een tijdje de Soesterwetering en keert dan langs de Moespotsleide terug naar de Averloseweg. De route loopt verder langs een oud jachthuis van Prins Hendrik, waarna het oude traject van de Spoorlijn Deventer – Ommen (10) wordt bereikt. U kunt een stukje over dit oude traject wandelen.
Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij Deventer – Ommen
De Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij Deventer – Ommen (OLDO) legde de spoorlijn Deventer – Ommen aan, die werd geopend op 31 augustus 1910. De lijn werd voor het eerst geëxploiteerd op 1 oktober 1910 door de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS). Na de fusie van SS en de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HSM) geschiedde dit door de Nederlandse Spoorwegen.
Het voornaamste probleem van de lijn was, dat er geen plaatsen met veel inwoners of fabrieken aan de lijn lagen, afgezien van Deventer, Raalte en Ommen die al een rechtstreekse verbinding met Zwolle hadden. Aanvankelijk reden er vijf treinen op een dag. In 1932 reden er op werkdagen nog slechts vier treinen in beide richtingen, op zondagen nog maar drie. Toen overal de autobus in opkomst kwam, was het snel bekeken met deze spoorlijn. Bij de bezuinigingsoperaties in de jaren dertig viel het doek voor veel lokaalspoorwegen en op 14 mei 1935 reed de laatste trein van Ommen naar Deventer.
Vanaf 1905, dus nog voor er treinen reden tussen Deventer en Ommen, heeft men geprobeerd de lijn door te trekken naar Hoogeveen. Hiertoe zou een aparte onderneming opgericht worden, de Overijsselsch-Drentsche Lokaal Spoorweg Maatschappij Ommen-Hoogeveen, gevestigd te Dedemsvaart. De kosten van de aanleg werden in 1911 begroot op ƒ 1.032.000,—., waarbij men rekende op een renteloos voorschot van het rijk tot 1/3 van de totale aanlegkosten en bijdragen van de provincies Drenthe en Overijssel. De gemeenten Ambt Ommen, Stad Ommen, Avereest, Zuidwolde en Hoogeveen wilden een financiële bijdrage leveren op voorwaarde van een station of halteplaats in de gemeente. De ontworpen spoorweg zou de afstand van Groningen naar Deventer en Twente aanzienlijk verkorten. Door o.a. de opkomst van de autobus eind jaren 20 werd het draagvlak voor het plan kleiner. Het initiatief strandde uiteindelijk toen de minister van Waterstaat op 20 februari 1932 mededeelde dat een lokaalspoorweg tussen Ommen en Hoogeveen niet rendabel werd geacht en men derhalve niet aan de totstandkoming van deze lijn zou meewerken.
Vanaf hier gaat de route via Molenbelt en de Molenweg (11) richting het dorp Diepenveen. De Molenweg en de Molenbelt danken hun naam aan de windmolen die iets ten zuiden van de kruising met de Randerstraat heeft gestaan.Deze korenmolen heeft begin jaren ’30 het loodje gelegd.
1e Diepenveensche Molen
Na de verwoesting van het Diepenveense Vrouwenklooster in 1578 vielen de rijke bezittingen van dit klooster aan het eind van de 16e eeuw in handen van de stad Deventer. Het rijke klooster bezat veel onroerend goed zoals boerderijen, landbouwgronden, maar ook de kloosterkerk en ook de molen met molenaarshuis. Het bezit werd door een aangestelde rentmeester beheerd (‘Rentambt van Diepenveen’).
De molenaar had zijn molen in de Rander Marke staan en verder wordt vermeld dat deze molen ook onder het ‘Rentambt van het Konvent’ viel. Zowel op een kaart van 1781 als ook op de eerste kadasterkaart van 1832 zien we de molen staan aan de huidige Molenweg (Molenbelt). Waarschijnlijk stond daar ook al een molen in de tijd van het vrouwenklooster omdat deze molen ook onder het ‘Rentambt’ viel.
In de 19e eeuw (1816) verkocht Deventer de molen. Aan de Molenweg in Diepenveen stond de molen die in bezit was van de familie van der Lande.
In 1827 kocht Albert Berent Brouwer, molenaar van de Diepenveense molen, ook de molen met het bakkershuis. Heel lang had de familie de molen met huis gepacht maar kreeg het dus nu in eigendom. Hij verhuisde met zijn gezin van de Brouwerij aan de Dorpsstraat naar het bakkershuis. Het bakkershuis werd dus de nieuwe molenaarswoning. Het is de huidige boerderij met adres Molenweg 75.
In 1854 kocht Jannes Lambertus Brouwer deze oude oliemolen. Het was een ouderwetse standerdmolen – op een heuvel gebouwd in 1753 [?]. Johannes Lambertus Brouwer korenmolenaar te Diepenveen en zijn vrouw Margaretha Neuteboom verbouwden in 1855-1856 de molenaarswoning (oude bakkershuis).
Brouwer wilde echter zijn molen zien draaien vanuit de woonkamer, vandaar dat hij in 1865 het bedrijf naar de overzijde van de Molenweg verplaatste! Bouw en functie werden veranderd, het werd een korenmolen van het type stellingmolen met nu een bakkerij ernaast.
[Bron: http://www.molendatabase.org/#]
Molenweg/Molenbelt/Molenkolk
Oude hoofdwegverbinding tussen Deventer en Olst en in de 18e eeuw een onderdeel van de postroute tussen Deventer en Zwolle, die door een venig gebied trok dat slecht werd afgewaterd (ondanks de eerder besproken weteringen en leiden), waardoor boeren in dit gebied hun bebouwing op terpen plaatsten.
Het venige gebied werd het “diepe veen” genoemd en vandaar de plaatsnaam Diepenveen. Ook na de 14e eeuwse bedijking van de IJssel overstroomde het gebied nog regelmatig.
Zo is ook de Molenkolk in het oude centrum van Diepenveen ontstaan.
Vanaf de Molenkolk waar zwanen en reigers regelmatig te zien zijn, heeft u een prachtig uitzicht op de volgende bestemming, het oude nonnenklooster (S1) van Diepenveen. Voordat u dit bereikt kruist u opnieuw de Zandwetering. Bij het Nonnenklooster ligt ook het officiële startpunt van deze kuierroute.
Diepenveen
Diepenveen (Nedersaksisch: Diepenvene) is een dorp in de gemeente Deventer, provincie Overijssel (Nederland), gelegen ten noorden van de stad Deventer. Diepenveen heeft ongeveer 4.400 inwoners. De hoofdverkeersweg door het dorp, de Dorpsstraat, telt circa 30 winkels.
Gemeente
Van 1811 tot de gemeentelijke herindeling op 1 januari 1999 was Diepenveen een zelfstandige gemeente met een eigen bestuur. Ze besloeg het gebied van het voormalige schoutambt Colmschate. Het gemeentehuis stond in Schalkhaar. De andere dorpen in de gemeente waren Lettele, Okkenbroek, de buurtschappen Averlo, Frieswijk, Linde, Oude Molen, Rande en Tjoene. De toenmalige gemeente telde op 1 januari 1998 10.530 inwoners.
De gemeente Deventer had al voor de samenvoeging van 1999 delen van de gemeente Diepenveen geannexeerd. In 1960 werd grofweg het gebied ten noordwesten van de Brinkgrever → Raalterweg en ten westen van de Zandwetering met de buurtschappen Platvoet en Borgele aan Deventer toegevoegd. In 1974 werd het zuidoostelijk deel van de gemeente rond het dorp Colmschate geannexeerd. Men was hier in 1972 al begonnen met de bouw van de Deventerse uitbreidingswijk het Oostrik.
Het dorp Diepenveen is rond een voormalig klooster tot ontwikkeling gekomen. In 1841 stonden er zeven huizen met vijftig inwoners.
Religieus Diepenveen
De historische kern van het dorp is de plek van het voormalige middeleeuwse vrouwenklooster, dat in het jaar 1400 werd gesticht. Dit gebeurde onder leiding van Johannes Brinckerinck en met schenkingen van Swedera van Runen, beide volgeling van Geert Grote. Swedera overleed in 1407 als zuster in het klooster, een paar maanden voordat men met de bouw van de stenen kapel begon die nu de huidige Diepenveense kerk is. Het was het eerste van een serie vrouwenkloosters die onderdeel uit maakten van de congregatie van Windesheim. Deze orde wenste te leven naar de opvattingen van de Moderne Devotie. Salome Sticken was van 1412 tot 1446 de eerste priores van het klooster.
Het klooster werd gesticht op een terrein dat nu het hoger gelegen gebied tussen de Dorpsstraat, de Schildersstraat en het Kerkpad beslaat. Men begon aanvankelijk met de ontginning van een stuk land ‘de Plecht’ gelegen nabij de Zandwetering, een uur gaans ten noorden van Deventer. In 1578 werd het klooster verwoest toen in het kader van het beleg van Deventer kerkelijke instellingen het moesten ontgelden. Alleen de kloosterkerk en enkele bijgebouwen bleven deels gespaard. De kerk is nu bij de Protestantse Gemeente Diepenveen in gebruik. De eerste hervormde predikant in Diepenveen was Lambertus van Bommel. Hij werd in 1659 benoemd, nadat toestemming was verkregen van het gemeentebestuur van Deventer. In 1720 was het godshuis in ruïneuze staat. Dankzij een groot legaat van prof. Matthaes, hoogleraar aan het Atheneum Illustre van Deventer kon het godshuis in dat jaar geheel worden gerenoveerd.
Oude Kerkhof
Rond de kerk bevindt zich nog steeds het, nauwelijks als zodanig te herkennen kerkhof. Het is botanisch gezien van waarde, er groeit onder andere de zeldzame holwortel.
In 1890 betrokken trappisten van de Orde der Cisterciënzers van de Strikte Observantie de boerderijen ‘De Vulik’ en ‘Het Leeuwen’ en stichtten daar de Abdij Sion, het enige trappistenklooster in Nederland bóven de grote rivieren.
Landschap
Rond het dorp bevinden zich uitgestrekte landgoederen met bos- en weidegebieden, voorbeelden van het Sallandse coulisselandschap.
Boerengemeenschap en forensen
Hoewel van oudsher een boerengemeenschap, is het dorp tegenwoordig vooral een forensenplaats. De nieuwbouwwijken die sinds 1960 zijn gebouwd werden vooral door Deventenaren betrokken. Ook bevinden zich buiten de dorpskern een aantal grote villa’s en landhuizen. In de planning is ‘Eikendal’, een groot villapark met 170 woningen op een stuk grond van minimaal 1500 m² per huis.
Geschiedenis van het Openbaar vervoer
Diepenveen had ooit twee spoorwegstations; Station Diepenveen West aan de nog steeds bestaande spoorweg Arnhem – Leeuwarden en Station Diepenveen Oost aan de opgeheven spoorlijn Deventer – Ommen van de Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij Deventer – Ommen.
Vrouwenklooster Diepenveen
Het vrouwenklooster van Diepenveen, gewijd aan Maria en Agnes, werd in 1400 gesticht op een donk in een moerasachtig gebied van de marke Rande in het schoutambt Colmschate bij Deventer in het toenmalige Oversticht. Het was het eerste vrouwenklooster dat werd opgericht vanuit de beweging der Moderne Devotie. Kern van de religieuze beleving van de vrouwelijke devoten was een zeer sterk gevoel van liefde voor de ‘geestelijke bruidegom’ Jezus Christus en een houding van deugdzaamheid, verootmoediging en zelfvernedering.
Oorsprong
Geert Grote, een prediker die religieuze en kerkelijke vernieuwing voorstond, stichtte rond 1480 in Deventer de eerste broeder- en zusterhuizen voor mensen die een religieus leven in gezamenlijkheid wilden leiden zonder een traditionele kloostergelofte af te leggen. Al snel werden ook in een groot aantal andere steden huizen voor gemeenschappelijk religieus leven en werken opgericht. De in gemeenschap van goederen levende lieden die streefden naar een eerlijk en eenvoudig geloofsleven werden aangeduid als broeders- en zusters van het gemene leven.
De beweging was succesvol en mede om argwanende kerkelijke machthebbers gerust te stellen besloot men na het overlijden van Geert Grote ook over te gaan tot het stichten van kloosters die de kloosterregel van Augustinus of de regel van de Derde Orde van Franciscus onderhielden. Het eerste mannenconvent ontstond bij Windesheim ten zuiden van Zwolle. Hieruit ontstond het Kapittel van Windesheim, een sterk groeiende vereniging van kloosters waarbij ook het klooster van Diepenveen in 1412 aansluiting vond.
Geschiedenis
Het eerste vrouwenklooster waar men wilde leven volgens de opvattingen van ‘Ghert Groet’ kwam vanaf 1400 tot stand te Diepenveen, in 1402 ontving het de formele toestemming van Frederik van Blankenheim de bisschop van Utrecht. Zusters van het Gemene Leven trokken vanuit Deventer naar het gebied Diepenveen waar ze naast de vijf reeds in de stad gevestigde zustergemeenschappen begonnen te bouwen aan een klooster. Het kwam te staan op een uur gaans ten noorden van de stad Deventer op een wat hoger gelegen oud rivierduin in het moerassige veen. De stichting was een initiatief van Johannes Brinckerinck, een vooraanstaand volgeling van Geert Grote en werd financieel mogelijk gemaakt door onder andere de vermogende Swedera van Runen die er ook haar intrek nam. In 1407 begon men met de bouw van de stenen kloosterkerk. In 1408 werd Diepenveen officieel een augustinessenklooster toen de kerk was ingewijd en acht zusters, onder wie overste Hilde Sonderlants, zich na de het afleggen van de kloostergeloften terugtrokken in het kloosterslot. Veel van de vrouwen die zich in Diepenveen aan een religieus leven volgens de voorschriften van de Moderne Devotie wilden wijden waren van adel, of afkomstig uit de stedelijke patriciërslaag. Het klooster was al snel in zeer goede doen door schenkingen en erfenissen.
Salome Sticken uit Groenlo was priores van 1412 tot 1446. Het klooster groeide onder haar leiding uit tot een bloeiende religieuze gemeenschap. Kanunnikkessen gingen van hier uit ook naar elders om behulpzaam te zijn bij het hervormen van kloosters waar men wilde leven volgens de idealen van de Moderne Devotie. Zeventien kloosters in de Nederlandse en Duitse gebieden werden vanuit Diepenveen hervormd. Het klooster groeide zo uit tot het moederklooster van de Windesheimse vrouwenconventen. En hoewel Diepenveen na het verscheiden van Sticken geen voortrekkersrol meer vervulde bleef verval uit, in 1476 bijvoorbeeld waren er 170 kloosterlingen.
Gedurende het beleg van Deventer in 1578 werd het klooster door troepen van de graaf van Rennenberg geplunderd en verwoest. De bewoonsters vonden onderdak in een klooster in Deventer waar de laatste zuster kort na 1610 overleed. De vernielde gebouwen werden gesloopt, wat restte waren wat bijgebouwen en een sterk gehavende kloosterkerk. In 1659 werd Lambertus van Bommel als eerste predikant voor het schoutambt Kolmenschate benoemd. De kerkdiensten werden in een der bijgebouwen gehouden. De kapel, die door de naasting van religieuze goederen het eigendom van de stad Deventer was geworden, bleef tot 1720 in ruïneuze staat. Pas in dat jaar kon, dankzij een legaat van Antonius Matthaeus die hoogleraar was geweest aan het Athenaeum Illustre in Deventer, de herbouw worden voltooid. Een gedenksteen ter ere van de professor bevindt zich boven een ingang van de kerk. Het dorp Diepenveen bestond in de tijd van het klooster en de jaren erna nog niet, er waren enkel wat verspreid liggende boerderijen. Het dorp begon zich pas in de negentiende eeuw rond de kerk te ontwikkelen. In 1841 stonden er zeven huizen met vijftig inwoners.
Bibliotheek
De volgelingen van het ideaal der Moderne Devotie worden vaak afgeschilderd als ‘mensen van het boek’. De bewoonsters van vier vrouwenhuizen in Deventer die rond 1400 bestonden schreven echter geen boeken af en hadden niet de beschikking over een noemenswaardige bibliotheek. Het klooster Diepenveen was samen met een broederhuis in Deventer de enige vestiging in en rond Deventer met een aanzienlijke boekproductie en boekenschat. Veel religieus proza is door toedoen van de zusters vanaf het begin van de vijftiende eeuw voor de eigen boekerij in het Nederlands beschikbaar gekomen. In het klooster was het vertalen en kopiëren van teksten, het bewerken van perkament en het inbinden van boeken naast de vele religieuze plichten en het spinnen van wol een voorname bezigheid. De geproduceerde handschriften waren in het algemeen niet bedoeld voor derden maar werden intensief gebruikt door de nonnen zelf. De bibliotheek kon nog worden vergroot met geschonken boekwerken. Van de, tot de plundering van het klooster in 1578, aanzienlijke boekerij zijn in de eenentwintigste eeuw nog slechts weinig geschriften te traceren. Veertien er van bevinden zich in de Deventer Athenaeum Bibliotheek.
Zusterboek
De koorzusters van Diepenveen legden de herinnering aan hun overleden medekloosterlingen vast in het Zusterboek van Diepenveen. De oudste teksten betreffen de ‘pionierstijd’ van het klooster en waren waarschijnlijk rond 1460 al in boekvorm aanwezig. Een eeuw na de oprichting van het klooster kwam een nu nog bestaande bundeling van religieuze biografieën en persoonlijke levensgeschiedenissen tot stand. Het boek opent met een levensbeschrijving van stichter Johannes Brinckerinck. Verder worden meer dan vijftig karakterschetsen van Diepenveense zusters gegeven die bedoeld zijn als voorbeeld voor een deugdzaam kloosterleven. Niet alleen het religieuze leven en streven en het ervaren van wonderen in de vorm van visioenen en verschijningen komt aan bod, maar ook de ‘wereldse’ ervaringen die uiteindelijk leidden tot intrede in het klooster. De schetsen maken, juist doordat kleinmenselijke details niet worden geschuwd, vaak een levensechte indruk. Het Diepenveense boek is een voorbeeld van een traditie onder moderne devoten; uit andere kloosters zijn meer dan twintig zusterboeken en enkele broederboeken bekend. Ze bevatten vaak veel historische informatie. Voor het betreffende convent waren ze bedoeld als herinneringsbron en ter inspiratie.
Brouwerij
In 1823 staat er aan de overkant van het kerkplein een herberg ‘De Vrolijke Boer’, nu het huis de Brouwerij aan de Dorpsstraat 44.
[Bron: http://www.historischeverenigingdiepenveen.nl/historie.htm]
De wandelroute voert u nu door de Rander Marke en wel over het Landgoed Rande. Zowel Oud als Nieuw Rande worden bezocht. Eerst echter Oud Rande (2).
Rande
Rande is een buurtschap en landgoed in de gemeente Deventer. Het behoorde tot de samenvoeging op 1 januari 1999 tot de gemeente Diepenveen. De buurtschap wordt begrensd door de rivier de IJssel in het westen, de stad Deventer in het zuiden en het dorp Diepenveen in het oosten.
Marke
Het landgoed en de buurtschap ontlenen hun naam aan de Rander-marke, een van de zes marken van het schoutambt Colmschate. Het was een agrarisch gebied met, tot ze in de negentiende eeuw opgedeeld werden, veel gemeenschappelijke gronden. Op de wat hogere rivierduinen lagen de verspreide boerderijen. Enkele van die boerenplaatsen groeiden uit tot buitenplaatsen.
Huizen
De havezate ‘Oud Rande’ wordt in documenten uit 1285 voor het eerst vermeld. Het is dan eigendom van de familie Van Rande, maar van de huis is niets meer aanwezig. Een nog bestaande toren is het restant van de vervangende nieuwbouw zoals die in 1570 door Willem van Doetinchem gebouwd werd. De voormalige plaats ‘Smets Rande’ dateerde ook uit het einde van de 16e eeuw. Omstreeks 1850 liet de toenmalige eigenaar daarvan, Albertus Jacobus Duymaer van Twist, dit huis slopen om vervolgens elders op het landgoed het nu nog bestaande en begin 21e eeuw geheel gerestaureerde huis ‘Nieuw Rande’ te bouwen. In de directe omgeving stond vanaf ongeveer 1600 ook nog het huis ‘Roobrug’ dat eind 19e eeuw werd gesloopt.
Verkeer
Langs de in 1560 bij een dijkdoorbraak ontstane Rode kolk of Randerkolk liep al in de middeleeuwen over de zandruggen in de marke de ‘zomerweg’ van Deventer richting Zwolle, in de winter was vanwege de waterstanden de IJsseldijk vaak beter begaanbaar.
Door het gebied loopt de spoorlijn tussen de steden Deventer en Zwolle. Aan deze spoorlijn heeft Rande 27 jaar een stopplaats gehad, die in 1918 is opgeheven. In ruil voor het aanleggen van de halte gaf de landgoedeigenaar toestemming de spoorweg over zijn gebied aan te leggen.
Oud Rande
De havezate is rond 1570 gebouwd, door Willem van Doetinchem, een bestuurder uit Deventer. Hij erfde het goed te Rande in 1558 van zijn vader, Willem van Doetinchem, die het in 1496 had verkregen uit de erfenis van diens vader, Engelbert van Doetinchem. Die hadden er een erf met daarop ‘eene wooninghe’, een soort zomerhuis. Gegoede Deventer burgers ontvluchtten ook toen reeds de stad om gedurende de zomermaanden van het landleven te genieten.
De nieuwe havezate van 1570 moet groot geweest zijn, want het werd in de belasting aangeslagen voor 10 haardplaatsen, waarvan de eigenaar zegde er maar 8 daadwerkelijk te kunnen gebruiken.
In 1838 werd de havezate ingrijpend verbouwd, maar de toren bleef gehandhaafd; waarschijnlijk door de zich daarin bevindende kapel op de begane grond. Deze kapel wordt overdekt door een ribloos gewelf met een sluitsteen, waarop de letters IHS staan. Deze letters zijn ontleend aan de middeleeuwse schrijfwijze van de naam Jezus in het Grieks.
Het gewelf rust op 4 kraagstenen in de hoeken, voorstellend een mensengezicht met vleugels, een gevleugeld rund, een gevleugelde leeuw en een arend. Samen vormen zijn de vier-vorm (Griek: tetramorf) ontleend aan het visioen van Ezechiël (Ez. 1:5) en Openbaringen (4:2).
In de buitenkant van de toren zijn diverse schietopeningen in natuursteen aanwezig, die aan de binnenzijde zijn dichtgezet. Tevens zijn op de zuidmuur bouwsporen zichtbaar van de aansluiting met de afgebroken woonvleugel. De ringankers in het muurwerk, om de druk van de gewelven op te vangen, waren soms niet geheel op maat, zodat op de bovenverdieping de bakstenen zijn aangemetseld om de ankers op spanning te houden, waarna het onnodige steenwerk werd teruggekapt.
In de 19e eeuw is er een neo-gotisch huis gebouwd, met als enige herinnering aan vroeger tijden een laat middeleeuwse toren. In juni 1964 is het huis afgebroken. Alleen de toren is over.
De huidige eigenaar, mr. M. ten Hagen, heeft in 1994 de vervallen toren laten restaureren, onder supervisie van architectenbureau Kreek, waarbij de kap geheel werd vernieuwd naar voorbeeld van de oude kap, inclusief de beide windvanen, waarvan er één de geschiedenis van de havezate tot op heden had overleefd.
[Bron: http://www.kasteleninoverijssel.nl/pages/oudrande.htm]
Vanaf de Toren van Oud Rande wandelt u verder naar het Randerpad waar zich een Rustpunt bevindt.
Tip: Op of naast de plek waar vroeger Huis Roobrug lag ligt nu een Rustpunt. Dit zijn plekken speciaal gericht op wandelaars en fietsers waar tegen een geringe vergoeding koffie, thee, soep, frisdrank, koek, etcetera verkrijgen. Rustpunten zijn te vinden in Overijssel en Gelderland op talloze routes, zie voor meer informatie: http://www.rustpunt.nu
Daarna wandelt u door landbouwgronden (3) richting de IJssel.
Einde van de markenorganisatie
Een belangrijk probleem van de marke was de zogenaamde tragedie van de meent: elke boer zal proberen zijn eigen voordeel te maximaliseren, hetgeen uiteindelijk ten koste gaat van het geheel. Een ander nadeel was dat door de overerving van rechten deze binnen een kleine groep boeren bleef. Voor keuterboeren en landarbeiders was het onmogelijk een volwaardig bedrijf op te zetten, omdat hiervoor het gebruik van de gemene gronden en met name de mest van de potstallen noodzakelijk was.
De macht van de boermarken kwam in het nauw door de Bataafse Revolutie in 1795 en werd door invoering van nieuwe Staatsregelingen in 1801, 1805 en 1806 steeds meer beperkt, alsmede door de komst van de burgerlijke gemeente in de Franse tijd 1807/1811.
Koning Willem I waren de onverdeelde markegronden een doorn in het oog. Hij stimuleerde de scheiding (verdeling) van de markegronden, door wettelijk vast te leggen dat één waardeelhouder een scheiding van de gehele boermarke kon eisen. Met de Markewetten van 1847 en 1886 werden alle gronden naar hoeveelheid waardelen juridisch verdeeld onder de waardeelhouders. In de praktijk duurde het echter nog tot de komst van de kunstmest eind negentiende eeuw en de daaropvolgende heideontginningen begin twintigste eeuw, voordat alle gronden daadwerkelijk in aparte kavels werden verdeeld.
De boermarken bleven na de scheidingen bestaan als beheerders van de overgebleven gronden en de vele boerwegen, de landwegen die gezamenlijk door de boeren werden gebruikt. Pas in de twintigste eeuw werden ook deze taken op veel plaatsen door de gemeenten overgenomen. In de meeste dorpen raakte de boermarke daardoor overbodig en werd ze afgeschaft.
Huidige marken
In een aantal dorpen in het Nedersaksische taalgebied bestaat de boermarke nog. De boerwegen en de ruige gronden, die veelal in de loop van de tijd met bos zijn begroeid, worden er nog steeds door de marke beheerd. Bovendien fungeert de boermarke op sommige plaatsen nog als dorpsvereniging, die de belangen behartigt en allerlei activiteiten organiseert.
De ‘Vereniging Drentse Boermarken’ heeft een tachtig-tal Boermarken in haar ledenbestand.
In Ede is de buurschap Ede-Veldhuizen nog steeds, zij het op bescheiden schaal, actief. Eigenaren van een huis of grond zijn geërfden. Er is nog sprake van het bezit van enige grond (een stuk bos) in gemeenschappelijk bezit, en er is een jaarlijkse vergadering van geërfden, de buurspraak. Op de buurspraak doet het buurbestuur verslag, bespreken geërfden de gang van zaken m.b.t. de buurschap, en worden besluiten genomen. Voor zover bekend is de buurt Ede-Veldhuizen daarmee de enige nog als markegenootschap fungerende buurschap.
U bereikt nu de Dijkstoel van het 1ste rot (4).
Dijkstoel van Salland 1ste Rot
In de 14e eeuw werd de IJssel die bij overstromingen vaak voor overlast zorgde in de wijde regio, bedijkt. Toch betekende dit zoals eerder vermeld i.v.m. het “diepe veen” niet dat de IJssel nooit meer overstroomde. Bij extreem hoge waterstanden braken de dijken nog steeds door. Om snel tot dijkreparatie over te kunnen gaan werden er langs de dijk magazijnen aangelegd met alle benodigde reparatiematerialen en werktuigen (kruiwagens, balken, planken, zandzakken, lampen, zeilen, etc.). Tevens werden de magazijnen als wachtruimte gebruikt waarin een kachel was, te gebruiken voor het personeel na inspectietochten. Deze magazijnen werden dijkstoelen genoemd.
Hierna loopt u weer van de dijk af het binnenland in naar Landgoed Rande en Huis Nieuw Rande (5).
Huis Nieuw Rande
Het landgoed Huis Nieuw Rande te Diepenveen, gemeente Deventer, maakte van oorsprong deel uit van het schoutambt Colmschate. In de 16e eeuw waren er twee huizen ‘Rande’ aanwezig, die tegenwoordig nog steeds bekend zijn als de havezate ‘Oud Rande’ en het vrije erfgoed ‘Smets Rande’, gelegen op het huidige landgoed ‘Nieuw Rande’. De oudste vermelding van ‘Rande’ dateert al uit 1285, toen de familie van Rande er een kasteel bewoonde.
In 1853 werd het landgoed Smets Rande aangekocht door mr. A.J. Duymaer van Twist, van 1851 tot 1856 gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, voor de aanleg van een buiten. Duymaer van Twist kreeg nationale bekendheid door zijn prominente aanwezigheid in het boek ‘Max Havelaar’ van Multatuli. In deze klassieker wordt zelfs gewag gemaakt van zijn ‘heimwee naar een Hollandse buitenplaats’. Die Hollandse buitenplaats, waar Duymaer van Twist rust zocht, werd landgoed Rande, waar hij in 1856 een Huis met Indische allure liet bouwen.
Behalve de beroemde eigenaar kende Huis Nieuw Rande ook een bekende regelmatig terugkerende gast, in de persoon van Thorbecke, de grondlegger van de Nederlandse grondwet.
Duymaer van Twist stierf op het Huis in 1887. Na het overlijden van zijn echtgenote, in 1895, werd het landgoed aangekocht door G.J.Th. Baron Stratenus uit ‘s Gravenhage. Hij bracht een aantal veranderingen aan, waaronder de aanbouw van de paardenstal, het ketelhuis en een viertal gastenkamers. Na de dood van Baron en Baronesse Stratenus in 1939 bleef hun zoon E.A. Baron Stratenus op Huis Nieuw Rande wonen. In de daarop volgende veertig jaren raakte het landgoed geleidelijk aan in verval. Vlak voor zijn dood in 1979 legateerde Stratenus het landgoed Nieuw Rande aan de Verenigde Gestichten (later Stichting IJssellandschap). Zijn vrouw kocht het huis en bleef er wonen tot haar dood in 1996. Sinds haar overlijden zijn het Huis en het landschapspark weer in één hand, namelijk die van Stichting IJssellandschap.
De Stichting zocht voor de buitenplaats een nieuwe bestemming. In samenspraak met de exploitant de heer Ch. Schokker, werd besloten Huis Nieuw Rande tot een exclusieve locatie te maken voor huwelijksvoltrekkingen, recepties, concerten, vergaderingen, workshops en symposia. Om het Huis weer een ziel te geven en gastvrijheid ‘op maat’ te kunnen leveren, was een grondige opknapbeurt noodzakelijk. In 1998 werd de inwendige renovatie van een deel van het Huis voltooid. In augustus 2001 werd de buitenrestauratie ter hand genomen en vond tevens de interne renovatie van het resterende deel van het Huis plaats. Sinds april 2002 is Huis Nieuw Rande in ‘oude luister’ hersteld en volledig toegerust voor haar nieuwe functie.
Vanaf Huis Nieuw Rande wandelt u via het Landgoed en wat bosstroken naar de rand van Deventer waar de Kuierroute Diepenveen-Rande ook begon.
Wanneer u op de Wetermansweg bent sla dan vlak voor de spoorwegovergang rechtsaf. U bent nu weer op de oranje route lijn (zie routekaartje boven) die u terug kunt volgen naar station Deventer. Volg de route zoals beschreven boven in omgekeerde richting terug naar Station Deventer.
Tip: U kunt na de wandeling het oude stadscentrum van Hanzestad Deventer bezoeken. In het Winkelcentrum Boxbergerweg is diverse horeca te vinden. Van hieruit kunt u via het Noorderplein en het spoorviaduct het centrum inlopen. Sla na passeren van het viaduct niet linksaf het Oude Plantsoen in, maar laat het viaduct achter u en loop rechtdoor. Ook vanaf Station Deventer is het centrum prima bereikbaar.