Wandeling 4. (21-08-2013) Kasterlee –> Lichtaart –> Achterlee –> Poederlee –> Vispluk –> Einhoven –> Zoersel –> Abdij van Westmalle –> Sint Anthonis (33km)
Vandaag vroeg opgestaan en ontbeten en na het uitchecken het eerste deel van deze route langs de Lichtaartsebaan, de Kasterleesesteenweg, de Leistraat, de Poederleesesteenweg, de Achterlee en de Lichtaartsesteenweg flink tempo gemaakt om aan het eind van de ochtend in Poederlee te geraken, waar het interessantste deel van de tocht zou beginnen. Tijdens dit tempo maken ben ik het dorp Lichtaart (waar ook Bobbejaanland zich bevindt) en het gehucht Achterlee gepasseerd.
Poederlee
Poederlee (door de bewoners uitgesproken als Puijel) is een deelgemeente van Lille (provincie Antwerpen, België).
Geschiedenis
Poederlee was in tegenstelling tot de andere dorpen van Groot-Lille een vrije heerlijkheid, en later werd het verheven tot een baronie.
Geografie
De deelgemeente is 11,46 km² groot, en telt 2567 inwoners (in 2006).
Petrologie
Nabij de grens met Lille komt een bijzonder ijzerhoudend gesteente voor. De steensoort Poederleaan werd door petrologen vernoemd naar de vindplaats: Poederlee.
Cultuur
Bijnaam
Het dorp wordt ook het ‘Heggedorp’ genoemd naar de Heggekapel die in Poederlee ligt en waarnaar elk jaar een processie plaatsvindt. Sinds 1412 gaat er om de 25 jaar een Ommegang van de Hegge door waarbij men het Wonder van de Hegge van 1420 via een ommegang terug oproept. Deze tot het cultureel erfgoed gerekende ommegang met meer dan 1.000 figuranten en 300 medewerkers vond laatst plaats in 2012.
De bewoners worden in de deelgemeenten en daarbuiten ook wel de puielse mollen genoemd naar hun vroegere sliksheid. Louis Van den Plas heeft ervoor gezorgd dat de mensen tijdens de kleine dip in de vroege jaren te eten hadden. Hij was een van de meest gewaardeerde mensen in de omstreken.
Na het mooie gemeentehuis van Poederlee te hebben bekeken liep ik de Heikant op in westelijke richting, voorbij een kapelletje en daarna over de Zittaardse Heide en de Berkelheide. Iets voorbij een zijweg naar rechts (Heieind genaamd) sloeg ik ook rechtsaf. Dit weggetje heette nog steeds Berkelheide. Bij een splitsing sloeg ik linksaf een zandpad op en volgde dit tot aan een weg die Vispluk heet.
Ik sloeg linksaf de Vispluk op naar het gehuchtje Vispluk, waar ik (het was inmiddels middag) bij een klein restaurantje (Gasthof De Roskam) wat ging eten en drinken. Cola en een omelet met tomaat. Heerlijk.
Daarna liep ik verder over de Vispluk en sloeg een zandpad in naar het zuiden. Na enige honderden meters kwam ik bij het Kasteel De Borrekes te midden van een mooi bospark.
Kasteel de Borrekes
Geschiedenis van het kasteel
Het kasteel is zonder meer de belangrijkste toeristische troef van Vorselaar. Het werd in de dertiende eeuw opgericht als een militaire vesting omringd door een brede wal. De muren vormden een uitstekende verdediging. De witte kalkzandsteen die men nog aan het kasteel aantreft, dateert uit de 13de eeuw en is afkomstig uit Vilvoorde. Dit is uit te leggen door het feit dat de bouwheer van de militaire vesting, nl. heer Arnold van Rotselaer afkomstig was van Vilvoorde.
Nu ligt het kasteel relatief afgelegen van de bewoonde wereld, maar toch had het toen een belangrijke ligging. Het kasteel lag namelijk nabij de oude baan Turnhout-Antwerpen, vermoedelijk een handelsweg naar Keulen.
Het grondplan van de oorspronkelijke waterburcht stemt min of meer overeen met dat van het huidige kasteel. Van het kasteel zijn de vier hoektorens en het eigenlijke woongedeelte onveranderd gebleven.
De familie van de Werve verbouwde het kasteel in de periode 1756-1760 tot een elegant waterslot in een uitgestrekt domein. De macht van deze familie werd gesymboliseerd in de kaak op het marktplein. Vooral de voorzijde heeft toen een merkelijke verandering ondergaan. De houten ophaalbrug en de monumentale zeshoekige toren boven de ingangspoort van het omwalde slot werden gesloopt. Toen ook moeten de muren aan weerszijden van de ingangspoort verdwenen zijn.
In de jaren 1850-1860 werden aan het kasteel restauratiewerken uitgevoerd in neo-gotische stijl. Het is in die periode dat kleine en grote dakkapellen, trapgeveltjes, decoratieve schouwen en ook tal van torentjes en kantelen opgetrokken werden. Ook de dienstvertrekken dateren uit deze periode. Ondanks deze werken behield het gebouw zijn oorspronkelijk karakter dankzij de dominerende grote torens met hun barokke dakkappen.
Het kasteel heeft steeds een belangrijke invloed uitgeoefend op het dorp. Symbool hiervan is de kaarsrechte kasteeldreef die het dorp verbindt met het kasteel. De dominantie van de machtige kasteelheren ten aanzien van de Vorselaarse bevolking kwam onder meer tot uiting in de rechtspraak. Een ander bewijs van het belang van het kasteel is het feit dat het wapenschild van de kasteelheren van de Werve werd overgenomen door de gemeente.
In 1789 stelde de Franse revolutie een einde aan het feodale stelsel van de kasteelheren. Voortaan werd de kasteelheer met de gewone burger gelijkgeschakeld in politieke rechten en plichten. De schandpaal werd toen ontdaan van het wapenschild dat de feodale macht van de kasteelheren symboliseerde. Dit schild bevindt zich nu op het kasteel. Ondanks deze grote verandering bleef het kasteel een grote invloed uitoefenen op Vorselaar.
In 1911 overleed de laatste van de Werve, en veranderde het kasteel met al zijn bezittingen opnieuw van adellijke familie. Het geslacht van de Werve, dat veel heeft bijgedragen tot de verfraaiing van het kasteel, moest plaats ruimen voor de dynastie van de Borrekes. Het burgemeesterschap lag dan ook gedurende meer dan 50 jaar (tot in 1970) in hun handen. Dit is alweer een bewijs van de belangrijke invloed van het kasteel.
Baron Raymond de Borrekens wordt dan ook aanschouwd als de grondlegger van het nieuwe Vorselaar. In 2003 heeft hij het kasteel en de bijbehorende eigendommen overgedragen aan de heer Paul Stoffels.
De waarde van het kasteel, dat ondertussen ook een beschermd monument is, wordt in belangrijke mate verhoogd door de aanwezigheid van schilderachtige kasteeldreven en uitgestrekte bossen. (250 ha). De lindedreef zou aangelegd zijn in de eerste helft van de 18de eeuw.
Ik liep een keer helemaal rondom het kasteel door het mooie bospark en daarna liep ik het pad weer terug richting de Vispluk.
Vanaf De Vispluk volgde ik het weggetje De veertien kapellekes, en na een tijdje kwam ik bij de veertien (eigenlijk vijftien) kapellekes waar deze weg naar is genoemd.
Via het gehucht Plein liep ik verder en kruiste de Heirbaan om verder te lopen over de Rommelzwaan. Ik naderde nu de E34 en de Rommelzwaan en later de Reebergenlaan liep hier enkele kilometers parallel aan. Vervolgens stak ik via de Kruisdreef de E34 over en via de Einhovensebaan liep ik verder naar Einhoven. Op een T-splitsing sloeg ik nu linksaf de weg Einhoven op en gelijk weer rechtsaf de Herentalsebaan op. Deze bleef ik volgen tot in het dorp Zoersel. Daar sloeg ik linksaff bij een kapelletje de Kapelstraat in. Verder ging het via de Zandstraat en de Kerkstraat en dan nogmaals kilometers over de Voorne en de Sint-Antoniusbaan. Daarna rechtsaf de Geleg op. Deze volg de ik tot aan de Epicealaan en daarna via de Lacroixlaan naar de Antwerpsesteenweg.
Aan de overkant van deze weg ligt de Abdij van Westmalle en via bomenlanen loop ik daar naar toe.
Abdij van Westmalle
De abdij van Westmalle, voluit de abdij van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart van Westmalle is een cisterciënzer klooster dat gesticht werd in 1794. De abdij is gelegen in Westmalle, een deelgemeente van Malle in de Belgische provincie Antwerpen. Het bier dat in dit klooster gebrouwen wordt, is een van de acht trappistenbieren.
Leven en Arbeid
Het aan Sint-Benedictus toegeschreven devies ‘Ora et labora’ (bid en werk), is voor de Trappisten geen loze aansporing. Arbeid is een belangrijk onderdeel in hun kloosterlijke dagorde. Zo is er de dienstbaarheid binnen de gemeenschap en de dienstbaarheid ten aanzien van de naaste, in het bijzonder bij het gastenonthaal en het caritatieve dienstbetoon.
Volgens Sint-Benedictus moeten monniken ook instaan voor hun eigen levensonderhoud. En volgens een oude monnikentraditie, is wat ze daarbij overhouden bestemd voor mensen in nood. Om dat te kunnen, ontwikkelen de Trappisten van oudsher allerhande ambachtelijke en industriële bedrijvigheid. In de Abdij van Westmalle is er een boerderij, een kaasmakerij en – ongetwijfeld het meest bekend – een bierbrouwerij. Kortom, het leven van de monniken is ook een leven van arbeid.
Sinds enkele jaren neemt de concurrentie steeds meer toe. Daarom zijn maatregelen noodzakelijk op het vlak van merkbescherming, marketing en communicatie.
Intussen hebben de monniken zich ook aan het nadenken gezet over hun verhouding tot hun industrieën. We kunnen ons bijvoorbeeld afvragen of een alcoholische drank een legitiem product is voor een monnikengemeenschap. En ook of een moderne industrie, met haar toenemende zorgen, nog in overeenstemming te brengen is met een teruggetrokken leven in stilte.
Momenteel hebben de monniken besloten de werkgelegenheid van de arbeiders te verzekeren en te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden. Ook kijken ze nauwlettend toe op de kwaliteit van het product, dat het resultaat is van een lange traditie en waarmee ze een band hebben die voorgeschreven is door de wetgeving van de Orde.
De Trappistenbrouwerijen functioneren volgens een ‘bijzondere economie’, geïnspireerd door de levensvorm die er nauw mee verbonden is.
Geschiedenis
Tijdens de Franse Revolutie ontvluchtte een groep monniken het Normandische klooster La Trappe. Zij kwamen terecht in de Kempen waar ze een kleine boerderij, genaamd Nooit Rust, toegewezen kregen van de bisschop van Antwerpen. De hoeve deed tot 1836 dienst als klooster, waarna zij officieel een abdij werd en de nodige gebouwen werden opgericht (kerk, klooster, gastenkamers). Sindsdien is het complex nog verder uitgebreid met onder meer een nieuwe koeienstal en brouwerij, toegevoegd in de jaren 30 van de twintigste eeuw. De abdij wordt nog steeds regelmatig gemoderniseerd. Ze telde begin eenentwintigste eeuw 24 paters en broeders. De abdij voorziet in het onderhoud van haar leden door verschillende activiteiten: een boerderij, een kaasmakerij, een bierbrouwerij en het ontvangen van gasten.
Trappisten en brouwerijen
Alle Belgische Trappistenabdijen van monniken hebben een brouwerij: Achel, Chimay, Orval, Rochefort, Westvleteren en Westmalle. Al die brouwerijen hebben een discreet begin gekend. Maar mettertijd zijn deze bedrijven winstgevend gebleken. Ze hebben zich gaandeweg uitgebreid en hebben de monastieke gemeenschappen de mogelijkheid geboden om niet alleen in te staan voor hun eigen levensonderhoud, maar om bovendien gul aan liefdadigheid en aan gastvrijheid te doen. Want in tegenstelling tot andere brouwerijen, is ‘winst maken’ hun doel niet. Daarom besteden ze wat overblijft aan caritatieve werken en aan mensen in nood.
De Abdij kan niet worden bezocht.
Toch is van hieruit prima te zien hoe groot en professioneel de brouwerij is. Deze beslaat een groot deel van de westelijke zijde van het abdijterrein. Je hoort de machines en je ziet de leidingen waardoor water en/of bier worden geleid.
Vlakbij de abdij ligt nog een klein kapelletje en dan is er het Café Trappisten aan de overkant van de Antwerpsesteenweg. Daar ging de backpack van m’n rug en zakte ik moe en voldaan van weer een dikke 30+ km wandeling in een stoel en bestelde een Westmalle Tripel en een Westmalle Dubbel met een lekkere portie kaas.
Na wat uitgerust te zijn ging ik op weg voor de laatste 3 km lang de Antwerpsesteenweg naar Sint Antonius, waar ik m’n hotelletje (Hotel De Heidebloem) had geboekt. Dit hotelletje had een groot buitenterras en een leuke bar binnen. Na de douche ging ik beneden dan ook nog wat op het terras zitten en dronk wat lekkere biertjes.
De Kempenwandeling zat er op. Morgen wilde ik de vakantie afsluiten door via Antwerpen naar Brussel te reizen.