Wandeling 1. (16-08-2013) Tilburg –> Abdij van Koningshoeven –> Hilvarenbeek (13km)
De eerste wandeling begon op station Tilburg. Na een lekkere kop cappuccino en een tomatensoepje liep ik via de Spoorlaan, de Heuvelring en de Veemarktstraat achter de neogotische Jozefkerk langs door de Sint Josephstraat en daarna de Ringbaan Oost op. Via de Meijerijbaan kwam ik op het straatje Koningshoeven en volgde dit tot aan het Wilhelminakanaal. Dit stak ik over en via de Torentjeshoeven en na nog een stuk Eindhovenseweg zag ik links van me boven de akkers de torenspitsen opdoemen van de opnieuw neogotische Abdijkerk.
In het landschap ten Oosten van Tilburg zijn de torens van de abdijkerk beeldbepalend. Abdijkerk en klooster zijn van tussen 1890 tot 1894 gebouwd. De neogotische kerk werd in 2005 volledig gerestaureerd.
Ik naderde de poort van de Abdij van Koningshoeven. Dit gebouw is de (enige officiële) toegang tot abdij en brouwerij. Hier kunnen groepen tot ongeveer dertig personen afgezonderd van het gastenhuis een dagprogramma afwerken. Omdat de abdij tot 1970 niet toegankelijk was voor vrouwen, ontvingen de broeders hun vrouwelijke familieleden en bekenden in dit gebouw. Bij speciale gelegenheden gingen de bezoekende mannen naar de kerk en konden de vrouwen via een geluidsverbinding de vieringen volgen.
Voorbij het poortgebouw ligt de kloosterwinkel. Vanaf 1999 beschikt Koningshoeven over een Kloosterwinkel. De winkel is toegankelijk via een bruggetje bij parkeerplaats van de abdij. Te koop zijn de acht soorten La Trappe-bier van Bierbrouwerij ‘De Koningshoeven’, zelfgebakken brood en koekjes, in de abdij vervaardigde chocoladeproducten en artikelen die in andere kloosters zijn gemaakt, zoals zeep, kaas en jam. Daarnaast zijn er onder meer kaarsen, iconen, devotiebeelden, en religieuze artikelen te koop. Er is ook een uitgebreid aanbod van religieuze boeken.
Ik had een afspraak om 14.00u voor een rondleiding door de binnen de kloostermuren liggende brouwerij van La Trappe. Daarvoor moest ik me een kwartier voor aanvang melden in Het Proeflokaal bij Toon, die ook de rondleiding zou gidsen.
Het Proeflokaal is gebouwd in 2008 ter vervanging van de verouderde kantine. Het markant gebouw met een bijzonder rieten kap vormt een eerbetoon aan de eerste trappisten die zich op deze plek in 1881 voorlopig vestigden in een verbouwde schaapskooi. De horecagelegenheid beschikt over een zaal waar na excursies in de brouwerij een film over Koningshoeven wordt vertoond. Het Proeflokaal heeft een groot terras, gescheiden van maar wel naast de abdij. Er is een kleine kaart met onder meer de eigen producten van het klooster, zoals brood, koekjes, kaas en chocolade. Het Proeflokaal biedt ook gelegenheid voor vergaderingen en bedrijfspresentaties.
Om 14.00u liepen we met Toon het terrein van de brouwerij op. Toon vertelde hondertuit over het ontstaan van De Abdij van Koningshoeven. Hij vertelde over de vanwege hun geloof vervolgde trappisten in Noord Frankrijk en hun zoektocht naar veiligere oorden in België en Zuid Nederland. Zo werden de Koningshoeven, een paar kleine boerderijen gevonden die zo waren genoemd omdat zij bezit waren geweest van Koning Willem I, die daarmee de grens van Nederland zover mogelijk zuidwaarts wilde leggen ten opzichte van het net onafhankelijk geworden België. Toen de trappisten zich hier gingen vestigen noemden ze hun abdij naar die hoeven. Op het terrein werd al heel vroeg met allerlei vormen van agrarische productie begonnen om in de bekostiging van gebouwen en levensonderhoud te kunnen voorzien. Zo ook het brouwen van bier. De monnik die hiermee begon heette Broeder Isidoor en hij begon met bierbrouwen in een Schaapskooi. Daarom heet de brouwerij tot op de dag van vandaag nog steeds Bierbrouwerij De Schaapskooi. Ook het Proeflokaal is gebouwd in de vorm van een Schaapskooi en omwille van het 125 jaar bestaan van de brouwerij werd eenmalig het Isi d’or biertje gebrouwen. Dit werd echter een van de populairste bieren en het maakt inmiddels deel uit van het vaste assortiment. De Abt maakte ook reizen om te zien of het bier ge exporteert kon worden en het viel zeer in de smaak bij de Amerikanen. Toen die echter vroegen welke naam het bier had zeiden de monniken: Sheep Shed beer en de Amerikanen schoten keihard in de lach. Vanwege commerciële redenen is toen de naam La Trappe bedacht.
Tijdens het praatje van Toon reed er een grote vrachtwagen van Bavaria het brouwerijterrein af. Bavaria doet tegenwoordig de distributie van de La Trappe bieren.
We bezochten daarna de brouwerij. In 1884 begonnen de monniken van Koningshoeven trappistenbier te brouwen. Bierbrouwerij ‘De Koningshoeven’, een zelfstandige dochteronderneming van Bavaria, huurt sinds 1997 de gebouwen van de abdij en produceert daar het enige Nederlandse trappistenbier in opdracht en onder toezicht van het klooster. Dit laatste is ook een absolute voorwaarde om het Trappistenkeurmerk te mogen dragen. Er zijn nog twee andere voorwaarden. De winst dient aan goede doelen te worden besteed en de brouwerij moet zich binnen de kloostermuren bevinden.
We bezochten de brouwerij en de bottelarij, maar ook de bakkerij ende landbouwgronden. Het terrein van de abdij omvat vele hectaren landbouwgrond en bos die vrij door de gasten van Koningshoeven zijn te bewandelen. In de bossen liggen twee vennen. Op een open plek in het bos is een zogeheten ‘paddenpoel’ gegraven. Deze dient als kraamkamer voor padden, kikkers en salamanders. Op het abdijcomplex van Koningshoeven bevindt zich een vestiging van de ‘Diamant Groep’ in Tilburg. Dit bedrijf biedt passend werk en ontwikkeling aan mensen ‘met een afstand tot de arbeidsmarkt’. De medewerkers kweken er vooral bodembedekkende planten ten behoeve van de particuliere en de gemeentelijke markt. Ze worden ook ingehuurd om de groenvoorziening rond abdij en brouwerij te onderhouden. Tevens is er een stekbedrijf in de bedrijfsgebouwen en zijn er vormingslokalen. Verder wordt in de energievoorziening van de Abdij voor een substantieel deel voorzien door zonneenergie te gebruiken.
Na de rondleiding liepen we Het Proeflokaal binnen en terwijl Toon (die vroeger in Oisterwijk barman was geweest) in razend tempo iedereen voorzag van een La Trappe naar keuze, bekeken we een boeiende film over het kloosterleven op de Abdij. Ik koos zelf voor de Isi d’or van de tap.
Na de humoristische rondleiding liep ik naar buiten het terras op. Daar genoot ik in het zonnetje van een La Trappe Tripel en Dubbel en een kaasplankje met donker brood en stroop.
Ik liep daarna ook nog even door het kloosterpark en liep naar de Mariakapel. Bezoekers van Koningshoeven kunnen devotielichtjes opsteken in een Mariakapelletje bij het Proeflokaal op het abdijterrein. Het bedehuisje staat in de voormalige ‘vrouwentuin’, de enige plaats naast het Poortgebouw waar monniken tot 1970 vrouwelijke familieleden of bekenden mochten ontvangen. De kapel herbergt een kopie van het beeld van Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven van de abdij.
Verder ligt er een mooie vijver. De vijver van de abdij ligt tussen het klooster en het terrein van de brouwerij. De waterpartij met spuitende fontein heeft de vorm van een hart. Achter de vijver staat – ietwat verscholen – een beeld van de heilige Jozef.
Tilburg
Tilburg is een stad in Noord-Brabant en hoofdplaats van de gelijknamige gemeente Tilburg. De stad had op 1 januari 2012 188.550 inwoners.
Geschiedenis
Prehistorische sporen van bewoning in het tegenwoordige Tilburg zijn gevonden bij industrieterrein Kraaiven en dateren van 9000 jaar voor Christus. De huidige wetenschap gaat ervan uit dat dat rondtrekkende jager-verzamelaars waren van de Tjongercultuur.
De naam Tilburg komt voor het eerst voor in het Liber Aureus uit 1191. Daarin werd een document uit 709 overgeschreven dat opgemaakt zou zijn in Tilburg (actum publice Tilliburgis). Het huidige Tilburg stond toen bekend als West-Tilburg, terwijl Oost-Tilburg overvleugeld werd door het in 1212 er vlak naast gestichte Oisterwijk. De gehele heerlijkheid, die nog meer plaatsen omvatte, staat wel bekend als Groot-Tilburg. In 1387 werd Tilburg van Oisterwijk gescheiden en ging, samen met Goirle, de heerlijkheid Tilburg en Goirle vormen. Deze maakte deel uit van het Kwartier van Oisterwijk van de Meierij van ‘s-Hertogenbosch.
In de 15e eeuw liet Jan van Haestrecht, een van de heren van Tilburg, het Kasteel van Tilburg bouwen, dat in 1858 moest wijken voor een fabriek. Het is nog steeds terug te vinden in het wapen en het logo van de stad. De bestuurlijke eenheid Tilburg is ontstaan uit een aantal buurtschappen, zogenaamde herdgangen, die met elkaar in verbinding stonden. De oude dorpskernen zijn nog steeds terug te vinden in de namen van verschillende oude wijken.
Op basis van de al aanwezige schapenteelt groeide Tilburg omstreeks 1600 uit tot de belangrijkste wolstad van Brabant en overvleugelde het midden 18e eeuw de bijna compleet weggevallen Hollandse textielindustrie. Op 18 april 1809 verkreeg Tilburg van Lodewijk Napoleon Bonaparte, toenmalig vorst van het Koninkrijk Holland, stadsrechten. Dit geschiedde tijdens een inspectiereis die de koning van 13 april tot 17 mei 1809 in de departementen Brabant en Zeeland maakte. Tijdens deze reis kwamen tal van problemen van Tilburg en Brabant aan de orde. Voorbeelden zijn de infrastructuur, gezondheidszorg, teruggave van de kerken en de weekmarkten. De stad telde toen 9000 inwoners.
In de jaren daarna kwamen belangrijke verbindingswegen tot stand, zoals de steenweg van Breda via Tilburg naar ‘s-Hertogenbosch in 1826 en de spoorlijn naar Breda in 1863. Het Wilhelminakanaal, dat Tilburg een haven bezorgde, kwam in 1916 in gebruik maar werd pas in 1923 voltooid. De Piushaven werd in 1921 gegraven.
Koning Willem II verbleef graag in Tilburg. Over de plaats merkte hij eens op: “Hier adem ik frank en vrij.” In zijn opdracht werd in 1847 een paleis gebouwd dat diende tot buitenverblijf. Het ligt tegenwoordig in het centrum van de stad. De koning heeft er echter zelf nooit in kunnen verblijven omdat hij stierf voor het voltooid was. Het paleis werd door de koninklijke familie overgedragen aan de gemeente, op voorwaarde dat er een Hogere Burger School (HBS) in gevestigd zou worden. Deze “Rijks HBS Koning Willem II” bestaat nog steeds als Koning Willem II College, echter in een ander gebouw. De bekendste leerling van deze HBS is Vincent van Gogh, die de school bezocht in de periode 1866-1868. Het paleis maakt tegenwoordig deel uit van het gemeentehuis en is bekend onder de naam: Paleis-Raadhuis.
De stad is eind 19e eeuw groot geworden door de textielindustrie die zich vestigde tussen de herdgangen in. In 1871 telde de stad maar liefst 125 wollenstoffenfabrieken. Tilburg werd dan ook de wolstad genoemd. Eind 19e eeuw werden er ook tal van herenhuizen gebouwd die ook tegenwoordig nog in de stad te vinden zijn. Aldus ontstond geleidelijk aan een stadsstructuur met winkels en arbeiderswoningen.
De ontwikkeling tot stad bracht de noodzaak tot een algemeen uitbreidingsplan met zich mee, dat in 1917 was opgesteld door de stedenbouwkundige Johan Rückert. Hierbij werd ingespeeld op de toekomstige demografische ontwikkeling van de stad en de knelpunten in de verkeersstructuur, waaronder de spoorlijn die de groeiende stad in tweeën deelde. In 1940 telde de stad reeds 93.000 inwoners.
Na de Tweede Wereldoorlog gingen de ontwikkelingen verder. De plannen voor de oost-westboulevard ten zuiden van de spoorlijn, in 1947 voor het eerst geformuleerd, werden in 1953 verder uitgewerkt en in 1958 gerealiseerd. In 1960 telde de stad al 139.000 inwoners.
Gedurende de jaren 60 van de 20e eeuw verdween de textielindustrie. Dit verlies werd gecompenseerd door de vestiging van moderne nijverheid op bedrijventerreinen aan de rand van de stad. Vanaf 1975 werd de binnenstad aangepakt. Dit gebeurde vaak op rigoureuze wijze, waarbij de doorstroming van het verkeer de meeste aandacht kreeg. Veel historisch erfgoed werd gesloopt en de zogeheten Cityring om de binnenstad werd aangelegd. Ook het Koningsplein werd aangelegd, op de plaats van de vroegere wijk Koningswei. Door dit alles kreeg de toenmalige burgemeester Cees Becht, verantwoordelijk voor deze plannen, de bijnaam: Cees de Sloper. Vanaf de jaren 80 van de 20e eeuw vond verdere inbreiding plaats, waarbij meer respect voor het nog aanwezige erfgoed werd getoond.
In Tilburg is vanaf 1993 een duidelijk hoogbouwbeleid ontwikkeld. Daaruit zijn drie hoge gebouwen voortgekomen die naar Nederlandse begrippen als wolkenkrabbers kunnen worden beschouwd, te weten het hoofdkantoor van Interpolis en de Westpoint-woontoren. Het laatste gebouw is 143,1 meter hoog en was daarmee korte tijd de hoogste woontoren van Nederland, een titel die later werd overgenomen door het Rotterdamse Montevideo. Inmiddels is in Tilburg een tweede woontoren gerealiseerd die 101 meter hoog is en de naam ‘De StadsHeer’ heeft gekregen. Deze woontoren maakt onderdeel uit van het project ‘Het Haestrechtkwartier’. Dit betreft een gebied gelegen in de stationszone, direct ten westen van het Centraal Station, bestaande uit vier kantoren, een parkeergarage en een woontoren. De woontoren heeft, vanwege zijn bekritiseerde uiterlijk met grote aan het gebouw vastgeplakte kubusvormige balkons, de bijnaam ‘De Vogelkooikes’ gekregen.
Tilburg in de Tweede Wereldoorlog
Ook voor Tilburg vormde de Tweede Wereldoorlog de grootste ramp die de geschiedenis ooit over de stad gebracht had. De brug over het Wilhelminakanaal werd opgeblazen door het Nederlandse leger. Al in de meidagen van 1940 werd Tilburg gebombardeerd door de Duitsers, wat 14 doden kostte. Daarna volgden nog incidentele bombardementen. Uit Tilburg sneuvelden 18 Nederlandse militairen bij de verdediging tegen de Duitse aanval.
Verzet
De hogeschool werd al snel gesloten en velen van de studenten gingen in het verzet of doken onder. De bekendste onder hen was Norbert Schmelzer, de KVP-politicus die later minister werd en een kabinet deed vallen. Een tiental van de studenten werd gegrepen en geëxecuteerd of stierf in kampen. Onder hen o.m. Boy Ecury, die ook enige tijd in Tilburg in het verzet werkte.
Het verzet in Tilburg ontwikkelde zich zoals elders in Nederland. Eén van de bekendste personen in het verzet was de schoonmaakster Coba Pulskens. Zij hielp Joodse onderduikers en ook geallieerde piloten. Tilburg was een belangrijke plaats voor de ontsnapping van die piloten, vanwege de ligging dicht bij de Belgische grens. Mevrouw Pulskens werd thuis betrapt met drie piloten, die ter plaatse werden doodgeschoten. Zij verdween naar het concentratiekamp Ravensbrück, waar zij omkwam in de gaskamer, naar verluidt omdat zij de plaats van een moeder met kind innam. Zij ontving postuum van de Amerikanen de hoge Medal of Freedom, maar uit Nederland geen enkele onderscheiding.
Jodenvervolging
Van de Joodse gemeenschap van 400 mensen werden er in totaal 130 vermoord – een relatief klein aantal, gezien het gemiddelde van 75% voor heel Nederland. In dit Tilburgse cijfer zijn niet verwerkt de van buiten Tilburg afkomstige, maar in Tilburg ondergedoken Joodse personen. Een aantal van hen heeft de oorlog in Tilburg kunnen overleven, een aantal echter niet.
Politie Compagnie
In april 1943 werd een Politie Compagnie (PC) in Eindhoven geformeerd met 132 voornamelijk jongere politiemensen, die hun opleiding hadden genoten in de pro-Duitse opleiding in Schalkhaar. Deze compagnie werd echter in juli 1943 in de Willem II kazerne te Tilburg gelegerd. In augustus 1943 dook de eerste onderwachtmeester van de PC al onder, gevolgd door twee anderen. Een onderwachtmeester werd ontslagen omdat hij weigerde de Germaanse groet te brengen. Uiteindelijk werd hij overgebracht naar Duitsland. In november 1943 slaagden een aantal manschappen er in om tijdens het lossen van wapens een twintigtal revolvers met munitie te ontvreemden. Dit werd ontdekt en het viertal gearresteerd en via Amersfoort naar een concentratiekamp in Duitsland afgevoerd. Tot begin juni 1944 doken regelmatig leden van de PC onder. Op 15 augustus 1944 moest de voltallige Compagnie op het terrein van de Willem II kazerne op Duits bevel aantreden. Majoor Fürck van de Duitse Ordnungspolizei deelde mede dat de Compagnie naar Amsterdam werd overgeplaatst, als strafmaatregel. Vervolgens werden 30 namen afgeroepen van leden, die apart moesten gaan staan, en vertrok de rest naar Amsterdam, naar de Tulpkazerne. De achtergebleven personen werden overgenomen door de Grüne Polizei en via kamp Amersfoort naar Duitsland gedeporteerd.
Dwangarbeid
Bij de dwangarbeid in Duitsland (Arbeitseinsatz) kwamen 92 Tilburgers om.
Eindstrijd en bevrijding
De laatste strijd om |Tilburg duurde van 14 tot 27 oktober 1944 en kostte 54 burgers het leven. De Prinses Irene Brigade nam vanaf augustus 1944 nam deel aan het twee maanden eerder gestarte bevrijdingsoffensief van de geallieerden. Eind oktober van dat jaar was de brigade betrokken bij de strijd rond Tilburg. In de wijk Broekhoven hebben de Nederlandse militairen zeer heftige gevochten tegen de bezetter. Het aantal gewonden bij de brigade was dan ook relatief driemaal zo hoog als bij hun Schotse wapenbroeders. Kort voordat de geallieerden Tilburg zouden binnentrekken, kreeg de brigade het bevel om richting België op te rukken, waardoor ze niet kon deelnemen aan de intocht. De bevrijding van Tilburg volgde op 27 oktober 1944. Op 1 februari 1945 viel in de Minister Talmastraat een neerstortende V1. De gevolgen waren dramatisch: 22 doden. Op vrijdag 2 februari 1945 viel een opnieuw een V1, nu op het pension Huize Mariëngaarde. Er vielen wederom 22 doden.
Gedenktekens
Tilburg telt enkele tientallen gedenktekens van oorlog, verzet en bevrijding. De twee bekendste zijn het Monument Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene (Stadhuisplein; 1955) en het Monument van de 15th Scottish Division (Stadhuisplein; 1989), beide herinnerend aan de bevrijders van Tilburg in 1944. Eén van de bekendste Tilburgers die in het verzet actief waren, was pater Ludo Bleijs. Het Britse ereveld in Tilburg herbergt de graven van 76 gesneuvelde militairen.
Kerkelijke geschiedenis
Parochiekerken
De oudste parochiekerk van Tilburg, of eigenlijk West-Tilburg, stond op dezelfde plaats als waar zich nu de Heikese kerk bevindt, het tegenwoordige adres is Stadhuisstraat 6. Ze was gewijd aan de heilige Dionysius. Van de geschiedenis van deze kerk is weinig bekend, behalve dat ze vanaf 1430 werd uitgebreid. De gotische kerk werd in 1483 opnieuw ingewijd. In 1595 brandde de kerk af door krijgshandelingen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Ze werd herbouwd en als zodanig in 1619 opnieuw ingewijd. In 1648 werd de kerk door de hervormden gevorderd en in 1650 betrokken de katholieken een grenskerk te Steenvoort, dat behoorde bij Poppel. Later werd de mis opgedragen in de bijgebouwen van het Kasteel van Tilburg en in 1691 kwam er een schuurkerk in ‘t Heike en in 1715 kwam er eveneens een schuurkerk in Goirke. Weliswaar kregen de katholieken hun kerk in de Napoleontische tijd terug, maar deze was slecht onderhouden. In 1827 werd er een neoclassicistisch front aangebouwd en enige tijd later werd de kerk gesloopt en herbouwd als neoclassicistische hallenkerk. Het betrof een waterstaatskerk. In 1838 werd deze kerk ingewijd. De toren, nog afkomstig van de gotische kerk, werd in 1895 ingrijpend gerestaureerd en in neogotische stijl ommanteld en lijkt daardoor van veel jongere datum te zijn.
Aan de 19e-eeuwse Tilburgse katholieke geschiedenis zijn onder meer de namen verbonden van Joannes Zwijsen en van Peerke Donders.
- In 1797 werd de Goirkese parochie opgericht en deze betrok in 1839 de Goirkese kerk, een vroeg-neogotische kerk, aan de Heilige Dionysius gewijd.
- In 1850 werd de Korvelse parochie afgesplitst van de Heikantse parochie en in 1852 werd de Korvelse kerk aldaar ingewijd.
- In 1870 begon men aan de bouw van de Sint-Josephkerk op De Heuvel, ook Heuvelse kerk genaamd, die in 1889 werd ingewijd.
- In 1873 kwam de Mariakerk te Heikant gereed. Deze bevindt zich aan De Schans 121.
- In 1898 werd de Hasseltse kerk gebouwd aan de Hasseltstraat 194 door A.G. de Beer. Het gebouw werd onttrokken aan de eredienst en gerestaureerd, waarbij het gebouw op 11 juli 2003 deels in brand vloog en de kruistoren, als gevolg van de brand naar beneden stortte. Alsnog werd de restauratie uitgevoerd en de kerk wordt sindsdien als buurtcentrum gebruikt. De kruistoren is teruggebracht door middel van een staalconstructie.
- In 1898 kwam de Noordhoekkerk aan de Noordhoekring, met een 90 meter hoge torenspits, gereed. In 1900 vond hier de beruchte Moord op Marietje Kessels plaats. In 1975 werd deze kerk gesloopt. Ze was gewijd aan het Heilig Hart van Jezus en was een ontwerp van Pierre Cuypers
- In 1911 werd de Broekhovense kerk, gewijd aan Onze Lieve Vrouw van Goede Raad, ontworpen door Jan van der Valk, in gebruik genomen. Kenmerkend is de grote koepel.
- In 1913 kwam de Antonius van Paduakerk aan de Hoefstraat 199 gereed, gebouwd door Jos Margry, tegenwoordig een glasatelier.
- Uit 1921-1923 dateert de Sint-Gerardus Majellakerk aan de Wassenaerlaan 34, een ontwerp van Joseph Cuypers en Pierre Cuypers jr.
- In 1922 werd de Heilige Margarita Maria Alacoquekerk ingewijd, ontworpen door H.C. Bonsel en voorzien van een paraboolgewelf. In 1925 kwam hierbij het Petrus Canisiusklooster tot stand.
- In 1924 kwam de Korvelse kerk gereed, gewijd aan de Heilige Dionysius en Antonius van Padua en ontworpen door Eduard Cuypers.
- In 1929 werd de Sint-Theresiakerk aan Theresiaplein 1 voltooid, naar een ontwerp in expressionistische stijl door H.W. Valk.
Ook hierna werden nog vele kerken gebouwd en parochies gesticht, zoals in 1955 nog de parochie van de heilige Petrus en Paulus. Op het hoogtepunt had Tilburg 31 parochiekerken. Gedurende de jaren 70 van de 20e eeuw kwam er een kentering. De ontkerkelijking leidde ertoe dat diverse kerken werden gesloopt en vele parochies werden samengevoegd, een proces dat nog steeds doorgaat. Tenminste twaalf kerken zijn inmiddels gesloopt, terwijl een aantal andere aan de eredienst werden onttrokken en nu voor andere doeleinden in gebruik is.
Kloosters
Mede door toedoen van Joannes Zwijsen werd Tilburg tot een katholiek bolwerk. Dit uitte zich in de oprichting van katholieke onderwijsinstellingen (Katholieke Leergangen, Katholieke Universiteit Brabant), die in eerste instantie gedragen werden door tal van kloosters. Tot deze kloosters behoren of behoorden:
- Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid, kortweg Zusters van Liefde van Tilburg genaamd, een door Joannes Zwijsen in 1832 gestichte congregatie die haar moederhuis heeft aan de Oude Dijk in Tilburg en die op haar beurt van daar uit vele kloosters stichtte in de wijde omgeving. In 1902 stichtten zij tevens het latere Sint-Leonardusgesticht aan De Schans 123.
- Fraters van Tilburg, Gasthuisring 54, opgericht in 1854, met een gasthuis, kweekschool enzovoort. Midden jaren 50 van de 20e eeuw begon men al met de sloop van de gebouwen, waarvan niets meer rest. In 1959 werd een generaliteitsgebouw voor de fraters gebouwd.
- Capucijnenklooster, Korvelseweg 165-167. Uit 1880-1882 en ontworpen door broeder Valenus van Deurne.
- Missionarissen van het Heilig Hart, aan Bredaseweg 204. Het klooster werd gebouwd van 1896-1899, oorspronkelijk voor de Franse paters (Missionaires du Sacre Coeur) die ten gevolge van de seculeringspolitiek uit Frankrijk waren uitgewezen.
- Clarissenklooster, Lange Nieuwstraat 191. Complex uit 1890 in neogotische stijl, ontworpen door A.G. de Beer. In 2007 gerenoveerd, biedt nu woonruimte aan studenten van de Brabant Medical School. De kapel wordt verhuurd.
- Ursulinenklooster, Elzenhof 139. Dit klooster werd in 1903 gebouwd en in de jaren 80 van de 20e eeuw gesloopt. Een school uit 1907 en een tot woonhuis verbouwde neogotische kapel zijn nog aanwezig.
- Zusters Onze Lieve Vrouw Visitatie, Zwijsenstraat 7
- Congregatie van Onze Lieve Vrouw der Afzondering, kapel gebouwd in 1908 bij een retraitehuis voor meisjes, Cenakel 1
- Klooster Mariahof van de Broeders Penitenten, ingewijd in 1938, met de zorginstelling Piusoord, Bredaseweg 570
Protestantse kerken
De hervormden bouwden intussen de Pauluskerk aan de Heuvelstraat 141, die in 1823 in gebruik werd genomen. In 1910 bouwden de hervormden een tweede kerk, de Immanuëlkerk aan de Gasstraat 30. Deze in neoromaanse stijl gebouwde kerk is tegenwoordig als atelier in gebruik. Een voormalige gereformeerde kerk is de Sionkerk aan het Molenbochtplein. De huidige protestantse kerk is de voormalige gereformeerde Opstandingskerk uit 1965, gebouwd in moderne stijl.
Synagogen
In 1874 werd een synagoge gebouwd aan de huidige Willem II-straat 20. Reeds in 1857 was de Joodse begraafplaats aan de Delmerweg 27 in gebruik genomen. De synagoge werd ontworpen door J. Fremau en is gebouwd in een oriëntaalse bouwstijl.
Moskeeën
Tilburg telt sinds de jaren 70 van de 20e eeuw een aantal moskeeën, waaronder de Turkse Süleymanye-moskee aan de Wandelboslaan uit 2001.
Textielindustrie
Tilburg is tot stad geworden door de opkomst van de textielindustrie, met name de wollenstoffenindustrie. Rijke families die hierachter stonden waren onder andere Mutsaerts, van de Kimmenade, Enneking, Van den Bergh, Mannaerts en Van Thiel. Met name de familie Mutsaerts moet hier worden genoemd. Reeds in 1780 was er sprake van ene Norbertus Mutsaerts die drapenier was te Tilburg. Deze familie ontwikkelde zich later tot een familie van wollenstoffenfabrikanten. De grondstof werd geleverd door de honderdduizenden heideschapen die in Noord-Brabant te vinden waren. Verdere factoren die Tilburg aantrekkelijk maakten voor vestiging waren: (1) de daar aanwezige kennis en (2) de lage lonen.
Een eerste fabriekachtig gebouw was dat van Van Bommel. Het was eigenlijk een verzamelgebouw voor een aantal productiestappen die niet als huisnijverheid konden worden verricht. In 1782 ging deze fabriek over naar Vreede en Van Marle. Pieter Vreede was een Leidse lakenfabrikant die zich in Tilburg vestigde. Pieter werd opgevolgd door zijn zoons, Paulus en Hendrik Vreede. Aldus ontstond de Wollenstoffenfabriek “Triborgh” aan de huidige Bisschop Zwijsenstraat. Hier werkten 250 mensen, deels in thuisarbeid.
In 1783 werd daarnaast door Martinus van Dooren de wollenstoffenfabriek Van Dooren & Dams opgericht.
In 1827 begon Pieter van Dooren, zoon van Martinus, een wolspinnerij in de buurtschap Broekhoven. Dit was de eerste Tilburgse fabriek die van stoomkracht gebruikmaakte, hetgeen aanvankelijk tot arbeidsonrust leidde. Deze fabriek groeide uit tot een der grootste Tilburgse textielbedrijven en in 1860 werd een villa bij het complex gebouwd. In 1972 ging de fabriek dicht, waarbij de laatste 13 werknemers werden ontslagen. In 1975 werden de gebouwen gesloopt.
In 1830 bestond ook de fabriek Diepen, Jellinghaus & Co., welke onder meer spinmachines, handweverijen en een stoommachine omvatte. In 1839 brandde deze fabriek uit. Ze was gelegen in de buurtschap Korvel.
Pas gedurende de tweede helft van de 19e eeuw verschenen fabrieksgebouwen, meestal met drie à vier verdiepingen. Stoomkracht was nu gebruikelijk en weefmachines werden geïntroduceerd. De hoogbouw maakte de overbrenging met drijfriemen gemakkelijk. Eind 19e eeuw en begin 20e eeuw verschenen de fabrieken in laagbouw met sheddaken. Eerst die van Deen, Swagemakers en Mommers, later die van verscheidene andere fabrikanten. Dit was gerelateerd aan de komst van steeds zwaardere weefmachines. Deze bedrijven namen grote oppervlakten in beslag.
Een der bekendste en langst opengebleven fabrieken was de wollenstoffenfabriek AaBe, opgericht in 1810 door de Leidse textielfabrikant Albert van den Bergh. Deze kwam in 1974 in moeilijkheden en sloot, na een reeks faillissementen en reorganisaties, in 2008 voorgoed de poorten.
Een andere grote fabriek was George Dröge. Deze ging eind jaren 70 van de 20e eeuw failliet en in 1980 werden de gebouwen verkocht aan de gemeente. Hier kwam onder meer de Tilburgse Dans- en Muziekschool. Rogier Dröge begon toen met een aantal ex-werknemers een breierij onder de naam Innofa, waarvan het personeelsbestand toenam van 6 in 1980 tot 26 in 1995. In 1992 kwam ook Rogier’s broer Job Dröge in het bedrijf.
Ook een grote werkgever was wollenstoffenfabriek C. Mommers & Co., die naast Dröge gevestigd was. Sedert 1985 is in de gebouwen hiervan het TextielMuseum gevestigd.
Na een laatste bloeiperiode na de Tweede Wereldoorlog begon de neergang. Als algemene oorzaak wordt aangegeven: De concurrentie van binnen en buiten de Europese Economische Gemeenschap, de opkomst van kunstvezels, en de veranderende mode. Voor Tilburg gold bovendien als nadelen: het eenzijdige productiepakket, de structuur van de familiebedrijven waarbij opvolgers niet allen erg toegewijde ondernemers waren maar wél veel geld aan het bedrijf onttrokken en de geringe bereidheid tot onderlinge samenwerking. De eerste fabrieken sloten omstreeks 1960. Het betrof de fabriek van Van Spaendonck aan de Tuinstraat, en de fabriek van Straeter (“De Zomermolen”) aan de Zomerstraat. Later werden steeds meer grote complexen gesloopt, zoals Swabo en Brands aan de Hoogvense Straat, en de lakenfabriek van J. Brouwers aan de Korte Schijfstraat, in 1985.
Jan Verschuuren en zijn zoon Jan Karel gingen zich vanaf de jaren 60 van de 20e eeuw specialiseren in het opkopen van de machines van de vele Tilburgse textielfabrieken die toen failliet gingen. Aldus ontstond een nieuw bedrijf dat wereldwijd oude textielmachines opkocht en doorverkocht.
Toeleverende bedrijven waren, onder meer:
- Kaardenfabriek Nederland, v/h Kaardenfabriek Samuel Law & Zn., v/h Kaardenfabriek Firma A. van Roessel & Zn., te Tilburg., 1884-2002
- Tilburgse Machinehandel Tima, in- en verkoop van textielmachines, 1937-1945
Een lijst uit 1985 toont nog 16 textielbedrijven met 10 of meer werknemers. De belangrijkste zijn:
- AaBe fabrieken, Hoevenseweg, 193 werknemers
- Wollenstoffenfabriek C. Mommers & Co., Kraaivenstraat, 135 werknemers
- Phoenix Yarns Tilburg BV, Mechtildisstraat, 104 werknemers
- Textielververij “De Regenboog”, Janssen & Bierens BV, Bredaseweg, 88 werknemers
- Tapijtfabriek Nouwens-Bogaers BV, Ringbaan Noord, 55 werknemers
Van deze fabrieken zijn AaBe en Mommers inmiddels ook verdwenen.
Overige bedrijven en instellingen
Onderstaande lijst geeft slechts een selectie uit de belangrijke niet-textielbedrijven en instellingen weer:
- Leerlooierijen vormden, na de textiel, een belangrijke nijverheid. In 1915 telde men nog 15 leerlooierijen en stoomlederfabrieken. In 2010 waren er nog twee van dergelijke bedrijven, en wel Roovers en Termeer.
- Er stonden in 1915 ook 14 schoenfabrieken in Tilburg. Uiteindelijk waren of zijn daar nog: Angora, Jan van Arendonk, Van Bommel, Bresson, Broekmans, P. Elias & Zn., De Goliath, Heideroosje, Mannaerts, Verhulst, Vrinten & Van Mierlo. In 2006 werd ook de productie van Verhulst naar Chennai verplaatst, waarmee alle schoenproductie-activiteiten uit Tilburg verdwenen waren.
- Paraplufabriek Guillaume Gimbrère (1853-1956)
- De Spoorwegwerkplaats “Het Atelier” (1868-2010)
- Stoomketelfabriek Gebroeders Deprez
- Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Muziekinstrumenten (1897 – 1937)
- Volt, gloeilampenfabriek en later Philipsvestiging, (1909-1999)
- Katholieke Leergangen, (1918-heden), tegenwoordig Fontys Hogescholen
- Sigarenfabriek Gulden Vlies, 1920-1964
- Tilburg University, (1927-heden), bestaande uit zes faculteiten.
- Van Doorne’s Transmissie, later Bosch (1972-heden)
- Interpolis, (1973-heden) (huidig hoofdkantoor uit 1998)
- Fujifilm, (1982-heden)
- VGZ, ??-2011 (gefuseerd met Univé onder de naam Uvit)
- Thebe, zorgorganisatie, (1974 – heden)
Kazernes
Tilburg heeft drie kazernes gekend: de Lancierskazerne, de Kromhoutkazerne en de Koning Willem II kazerne. Hoewel van alle drie de complexen nog een aantal gebouwen aanwezig zijn, is geen van deze kazernes meer in gebruik bij de krijgsmacht.
Bezienswaardigheden
- De Oude Markt met de Heikese kerk, uit 1828, met een oorspronkelijk laat-15e-eeuwse toren.
- Het Heuvelplein met de neogotische aan Sint-Josef gewijde Heuvelse kerk uit 1872-1889
- Diverse andere kerken, zie onder het kopje: Kerkelijke geschiedenis.
- Het Paleis-Raadhuis, in opdracht van Koning Willem II gebouwd van 1847-1849
- Lancierskazerne, uit 1842
- Begraafplaats Binnenstad
- De Goirkestraat vanaf het TextielMuseum tot de Goirkese kerk is een beschermd stadsgezicht
- Ook de stadskern is een beschermd stadsgezicht.
- Geboortehuis van Peerke Donders
- Hasseltplein met de Hasseltse kapel, die dateert van iets vóór 1536
- Het Indië-monument
Industriële monumenten
In Tilburg zijn uit het rijke industriële erfdeel de volgende fabrieksgebouwen overgebleven:
- Het Duvelhok aan de Sint-Josephstraat 133 is de voormalige katoenspinnerij van de Gebr. Deen, met onder meer een vleugel met sheddaken en een fabrieksschoorsteen. Het gebouw is tegenwoordig in gebruik als kunstcentrum. In 1863 werd een schoorsteen gebouwd en een stoommachine geïntroduceerd. De schoorsteen werd gesloopt in 1963 en in 1985 opnieuw opgetrokken.
- De Lancierskazerne, voormalige BeKa-fabriek.
- Voormalige AaBe-fabrieken met karakteristieke schoorsteen, gebouwd in 1930 en uitgebreid in 1941, gelegen nabij de Piushaven. Architect was G. Forest. Het voormalige ketelhuis is in Art decostijl uitgevoerd. Dit complex krijgt een winkelbestemming
- Watertoren uit 1897
- Voormalige paraplufabriek Guillaume Gimbrère, een gebouw uit 1886 voor een firma die is opgericht in 1853 en die werd opgeheven in 1956
- Voormalige textielfabriek C. Mommers & Co., tegenwoordig textielmuseum
- Voormalige textielfabriek G. Dröge, tegenwoordig onder meer dansschool
- Voormalige stoomketelfabriek Gebroeders Deprez, onderdeel van de Spoorzone ten noorden van het station.
- Voormalige meelfabriek A.C. van Loon, Piushaven 1, Rijksmonument, ontworpen door Jos Schijvens in 1935.
Mariakapellen
Naast de Hasseltse kapel kent Tilburg nog vier andere Mariakapellen en -kapelletjes, en wel:
- Aan de Delmerweg bevindt zich een zeshoekig Mariakapelletje uit 1950, met leien gedekt en in het midden een torentje, gebouwd door een particulier uit dankbaarheid dat hij gespaard werd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ontworpen door Jos. Bedaux.
- Aan de Professor van Buchemlaan een gedachteniskapel, ingewijd op 27 oktober 1945, een jaar na de bevrijding. Het is een gedenkmuur die een Maria-icoon en de namen van de bij de gevechten omgekomen buurtbewoners bevat.
- Aan de Kruisvaardersstraat een kleine Mariakapel uit 1937, Onze Lieve Vrouw ter Baan. Gebouwd ter gelegenheid van een 40-jarig priesterjubileum.
- Aan de Kapelhof 6 de kapel Onze Lieve Vrouwe ter Nood, uit 1964, ontworpen door Jos Schijvens. Deze gedenkt de gevallenen uit de Tweede Wereldoorlog en is gebouwd in moderne materialen.
Moderne architectuur
- het Kunstkluster (Kunstacademie, Stadsschouwburg, Concertzaal)
- Westpoint
- het Interpolisgebouw met de Interpolistuin
- het hoofdgebouw van de Universiteit van Tilburg
- het Centraal Station
- het Cenakel
- De StadsHeer
- Enkele nieuwere delen van de Reeshof, vooral die rondom natuurgebied de Dongevallei
Daarna, het was inmiddels 18.30u werd het tijd voor de avondwandeling naar mijn B&B in Hilvarenbeek. Ik liep via de Herstalsedijk en de Heuvelstraat richting het Wilhelminakanaal en stak dit weer over. In de verte hoorde je duidelijk de klanken van Decibel, een festival dat dit weekend op de Beekse Bergen plaatsvond. Via de Biestsestraat liep ik door het gehuchtje Biest-Houtakker. De zonsondergang was de mooiste die ik deze wandelvakantie zou zien. Via de Hakvoortseweg arriveerde ik in Hilvarenbeek. Ik liep het woonwijkje in waar mijn B&B (Het Juweel) voor deze avond lag. De eigenaar ontving me vriendelijk en we dronken even een lekkere kop koffie. Daarna toonde hij me de kamer en kon ik me gaan douchen.
Biest-Houtakker
Biest-Houtakker (Brabants: Biest of De Biest) is een dorp in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Het dorp, waar ongeveer 850 mensen wonen, maakt deel uit van de gemeente Hilvarenbeek. Biest-Houtakker ligt aan het Wilhelminakanaal waaraan ook een passantenhaven is gelegen.
Hilvarenbeek
Hilvarenbeek (Brabants: Bîk of Beek) is de hoofdplaats van de gelijknamige gemeente in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Het dorp ligt op een hoogte van 17 meter.
Toponymie
In 1157 komen wij Hilvarenbeek voor het eerst tegen onder de naam Beke, (uitspraak Beek). Hilvarenbeek heeft in de loop van de tijd verschillende naamsontwikkelingen gekend. Zo noemde men deze plaats in de 13e eeuw Beika , in 1304 Hildewaren beke en in 1350 verandert dit in Hildewairdenbeke, Hilvarembeke. In 1331 heeft men het over Beke sancte Hildewardis. Volgens een late overlevering gaat de toevoeging Hilvaren terug op de dienstmaagd van de Heilige Oda, Hildeware, die hier een kerk zou hebben gesticht. Onduidelijk is de relatie van de plaatsnaam met het nabije beekje de Hilver op de grens met België.
Geschiedenis
Reeds omstreeks 990 werd hier een tufstenen kerkje gesticht, gewijd aan Sint-Petrus’-Banden, dat later werd verbouwd en reeds in 1157 werd verheven tot Kapittelkerk. In dit jaar werd Hilvarenbeek voor het eerst schriftelijk vermeld als Beek, terwijl van de buurtschap Westerwijk reeds in 1147 melding werd gemaakt als Wystreuuic. Hier lagen leengoederen van de Abdij van Thorn.
‘s Avonds liep ik nog naar de Vrijthof van Hilvarenbeek. Een prachtig mooi groen plein met diverse oude gebouwen er om heen. Er lagen ook wat leuke cafeetjes en op een terrasje van De Zwaan, buiten (het was heerlijk warm), dronk ik voor het eerst Grimbergen Blanche. Heerlijk en lijkt erg op Witte Maan. Daarna liep ik terug het woonwijkje in naar de B&B om te gaan slapen. Morgen had ik een lange wandeltocht voor de boeg en ik wilde vroeg ontbijten en op pad.
Bestuur
Bestuurlijk was Hilvarenbeek, samen met Diessen, Westelbeers en Riel, een heerlijkheid die bestuurd werd door twee halfheren, namelijk de Hertog van Brabant en de Prinsbisschop van Luik. De rechten van de laatsten kwamen in handen van de adellijke geslachten Van Herlaar, Van Horne, Van Leefdaal, Van Pietersheim en Van Merode. De laatste telg van dit geslacht, Ferdinand van Merode, moest in 1672 wegens financiële problemen zijn rechten verkopen. Deze werden gekocht door de schuldeiseres Catharina Stevens, die weduwe was van Hendrik de Cort uit Brussel. Hendrik was secretaris van de Raad van Brabant te Brussel, maar in 1613 te Hilvarenbeek geboren. Tot 1779 bleef de familie De Kort eigenaar van de halve rechten, maar toen werden deze verkocht aan Michiel Hubert, die oud-schepen was van Rotterdam.
De rechten van de Hertog van Brabant gingen in 1648 over op de Staten-Generaal van de Nederlanden.
In 1795 werden de heerlijke rechten beperkt en in 1798 werden ze opgeheven. Het jachtrecht bleef echter bestaan en dit werd in 1790 verkocht aan Peter Bouwens, bewoner van het Huis Groenendaal. Het bleef aldaar berusten, waarop de bewoners van dit huis zich tooiden met de titel Heer van Groenendaal, hoewel dit geen enkele inhoud meer had. In 1923 kwam de Jachtwet tot stand en werd ook het Jachtrecht opgeheven.
Niet alleen was Hilvarenbeek een heerlijkheid, maar tevens een vrijheid. Het had dus bepaalde rechten, zoals marktrecht, maar mocht zich niet van een verdedigingsmuur voorzien.
Hilvarenbeek was van 14 mei 1810 tot 1997 een gemeente waarvan ook het dorp Esbeek deel uitmaakte. Sinds 1 januari 1997 is deze gemeente gefuseerd met de gemeente Diessen tot de huidige gemeente Hilvarenbeek.
Economie
In 1388 werd Hilvarenbeek verwoest door de Geldersen, maar daarna groeide het dorp, omdat het langs een handelsroute komt te liggen, uit tot een welvarende plaats, zoals nog te zien is aan de forse kerktoren. In 1451 was sprake van een Lakenhal aan de Vrijthof en ook waren er wevers van wol en tijk actief. Daarnaast bestond er echter armoede en van 1472-1480 was er zelfs een hongersnood. Ondanks dit alles was Hilvarenbeek een intellectueel centrum met een kapittelschool die tot 1585 heeft bestaan. Omstreeks deze tijd vonden er ook verwoestingen plaats die het gevolg waren van de Tachtigjarige Oorlog. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) herstelde de economie zich weer, er waren weer wevers actief, die ook linnen verwerkten, en daarnaast leerbewerkers, hoeden- en klompenmakers, gareel- en zadelmakers, kuipers, touwslagers, wagenmakers, hoefsmeden, en stoelenmakers. De handelsroute van Antwerpen via Turnhout naar Keulen kwam door Hilvarenbeek te lopen, hetgeen de komst van herbergen met zich meebracht.
Na de Vrede van Münster
In 1648 kwam Hilvarenbeek aan de grens te liggen en deel van Staats-Brabant. In 1650 mislukte de oogst en daarna teisterden tal van rampen het dorp, zoals inkwartiering van de Fransen in 1672-1678, een dorpsbrand in 1694, en plunderingen op 17 november 1708 tijdens de Spaanse Successieoorlog. Dit alles leidde tot groeiende armoede, het uitbreken van ziekten en het wegtrekken van de bevolking. De economie stortte in en in 1729 verdween ook nog het belang van de handelsroute naar Luik.
Enig herstel kwam in de 2e helft van de 18e eeuw, maar in 1792 was er opnieuw een grote dorpsbrand.
In 1814, na de val van Napoleon, had het dorp opnieuw te lijden van inkwartieringen van vele troepen, waardoor bovendien besmettelijke ziekten uitbraken. In 1830, toen de Belgische Opstand was uitgebroken, ontstonden er opnieuw problemen. Opnieuw moesten er, nu Nederlandse, troepen worden ingekwartierd, die bovendien een oogje in het zeil hielden aangezien men aan de loyaliteit van de Brabanders aan de Nederlandse zaak twijfelde. Er vond toen nog een overval plaats door Belgische muiters op het huis van dominee Jacob van Heusden, terwijl 18 inwoners van Hilvarenbeek uit het Nederlandse leger deserteerden. Dit leidde tot zware straffen, en één van de deserteurs werd zelfs tot de strop veroordeeld. Deze straf werd later in tien jaar dwangarbeid omgezet.
Nadat België was afgescheiden kwam Hilvarenbeek weer aan de grens te liggen en bracht de smokkel extra nevenverdiensten. Onder meer jenever en zout behoorden tot de smokkelwaren.
In 1842 werden 13 huizen verwoest door een brand die vermoedelijk was aangestoken.
Buitengebied
Hilvarenbeek bevat uitgestrekte woeste gronden. In 1331 gaf de toenmalige halfheer, Rogier van Leefdaal, de gemeenterechten uit aan de inwoners. In 1441 kregen deze bovendien pootrecht.
Bos was er nog nauwelijks, hoewel Cornelis Bles, leenman van Gorp, iets na 1758 een warande aanlegde in de vorm van een sterrenbos, het Starrebos genaamd. Op het einde van de 18e eeuw was er slechts ongeveer 150 ha aan bos, voornamelijk poothout.
Hoewel de gemeenschappelijke gronden noodzakelijk waren voor de boeren om in mest de voorzien, heeft de gemeente in de 19e eeuw veel ervan verkocht als ze geld nodig had.
De eerste verkoop vond plaats in 1857, toen baron Eugene François Joseph de Zerezo de Tejada, eigenaar van Gorp, een groot stuk land van de gemeente kocht en bij zijn landgoed voegde. Zijn zoon verbraste zijn bezit, waarop het landgoed in 1894 werd verkocht aan Willem van Beusekom en de Hilvarenbeekse notaris Huijsmans. De laatste kocht nog veel meer grond op, maar na zijn dood in 1920 werd het bezit door zijn weduwe weer verkocht, en uiteindelijk werd het Landgoed Tulder in 1939 bij Landgoed de Utrecht gevoegd en werd de textielfabrikant Van Puijenbroek eigenaar van Gorp.
Grote stukken woeste grond waren eerder al verkocht aan de Levensverzekeringsmaatschappij “De Utrecht” in 1898 en daarna, en in 1903 door de Oranjebond van Orde. Aldus werd van 1863 tot 1913 al 1473 ha woeste grond ontgonnen tot akkers en bos, voornamelijk door grootgrondbezitters. In 1907 werd verkoop aan grootgrondbezitters door de Provincie verboden. De gemeenten moesten nu zelf gaan ontginnen.
Niettemin werd in 1924 nog 200 ha grond verkocht aan de gemeente Tilburg, ten behoeve van de aanleg van vloeivelden. Dit gebied werd in 1938 nog uitgebreid met grond voor een militair oefenterrein. Dit tussen de Goirlese Dijk en het Wilhelminakanaal gelegen gebied vormde de basis voor het latere recreatiepark Beekse Bergen.
Twintigste eeuw
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden opnieuw Nederlandse soldaten ingekwartierd. Bovendien moesten er Belgische vluchtelingen worden opgevangen. Velen van hen werden te werk gesteld op Landgoed de Utrecht. Brood mocht worden uitgevoerd en petroleum werd over de grens gesmokkeld. In de bossen werden door de smokkelaars zelfs ondergrondse olietanks aangelegd. De sigaren- en schoenenindustrie lag echter goeddeels stil door gebrek aan grondstoffen.
In 1939 kwamen, na de mobilisatie opnieuw Nederlandse troepen in Hilvarenbeek. Op 11 mei 1940 kwamen de Fransen, die vluchtten voor de Duitsers, welke op 12 mei de plaats bezetten. De burgemeester J.C. de Rooy nam in 1942 ontslag en in 1943 trad de NSB’er Bressers aan als burgemeester. Er waren uiteraard verzetsgroepen actief, en een aantal leden daarvan vonden de dood.
Na de bevrijding, begin oktober 1944, waren er nog Duitse stellingen aanwezig ten noorden en ten westen van Hilvarenbeek. Deze waren met mijnenvelden afgeschermd. Een drie weken durende artilleriebeschieting volgde en de bewoners van Hilvarenbeek moesten vluchten naar Hooge Mierde en Lage Mierde. Op 27 oktober 1944 werden echter Goirle en Tilburg bevrijd en was de situatie veilig.
Bezienswaardigheden
Het middelpunt van Hilvarenbeek wordt gevormd door het Vrijthof, een vierkant groen plein met enkele merkwaardige bomen. Om dit vrijthof en aan de er naar toe leidende straten staan een aantal bijzondere bouwwerken, waaronder twee kerken. Op het Vrijthof bevinden zich twee linden.
- De Gebodenlinde is een Lindeboom die geplant is in 1676 of kort daarvoor en die de vorm heeft van een etagelinde. De boom komt aan zijn naam omdat de Heer van Hilvarenbeek hieronder zijn verordeningen bekendmaake. Traditiegetrouw werd er op het Vrijthof ook een jongere linde geplant die te zijner tijd de oude boom moest vervangen. De huidige jonge linde is in 1923 geplant.
- Een monument voor de gevallenen uit de Tweede Wereldoorlog en een monument voor Anton van Duinkerken zijn op het Vrijthof te vinden.
- Voorts staat er een antieke gietijzeren dorpspomp, een moderne dorpspomp, en een muziekkiosk.
- De Sint-Petrus’-Bandenkerk is een gotische kerk uit de 14e en 15e eeuw. De toren is een hoogtepunt van de Kempense gotiek.
- De Protestantse kerk of Andreaskerk uit 1809 is een zaalkerkje met torentje dat neoclassicistische elementen bevat. Architect was L. van Heijst uit Waalwijk. In de kerk bevindt zich een laat-18e-eeuwse preekstoel met lezenaar.
- De Domineeswoning aan Vrijthof 23 stamt uit 1717 en is gebouwd nadat de voorganger door oorlogshandelingen (Spaanse Successieoorlog) was verwoest. De woning heeft een 19e-eeuwse voorgevel in empirestijl. Bij de ingang bevinst zich een gevelsteen ter herinnering aan ds Jacob van Heusden, die in 1822 de Maatschappij van Welstand oprichtte.
- Huis De Cleyne Maen aan Vrijthof 5 is een herenhuis uit het begin van de 18e eeuw met een gepleisterde lijstgevel uit de 19e eeuw. Hier woonden vanouds de chirurgijns. Rechts van de woning bevindt zich het voormalige koetshuis.
- Woonhuis op Vrijthof 20 is een 18e-eeuws Kempisch verdiepinghuis dat verbonden is aan de Museumbrouwerij. Bij een dergelijk huis is de voorgevel hoger dan de achtergevel.
- Huis Groenendaal, een omgracht empirelandhuis uit het begin van de 19e eeuw.
- Korenmolen De Doornboom
- Safaripark Beekse Bergen
- Speelland Beekse Bergen
Monumenten
Een deel van Hilvarenbeek is een beschermd dorpsgezicht. Verder zijn er in het dorp verschillende rijksmonumenten, zie de lijst van rijksmonumenten in Hilvarenbeek
Natuur en landschap
Hilvarenbeek ligt te midden van een kleinschalig cultuurlandschap waardoor beekjes als de Roodloop, het Spruitenstroompje en de Hilver stromen. Enkele oude boerderijen zijn in de buurtschappen Groot Loo en Klein Loo te vinden.
Ten oosten van de kom liggen de landgoederen Annanina’s Rust en Huis Groenendaal.
Ten westen van de kom ligt het uitgestrekte landgoederen Gorp en Roovert met het natuurgebied Gorp de Leij, alsmede de bosontginning Rovertse Heide die weer tot natuurgebied wordt omgevormd. Ten noorden van Hilvarenbeek tenslotte, liggen de Beekse Bergen, voornamelijk een safaripark en recreatiegebied.
Nabijgelegen kernen
Esbeek, Biest-Houtakker, Goirle, Diessen, Poppel
‘s Avonds heb ik nog even Cafe De Zwaan bezocht op het Vrijthof van Hilvarenbeek voor een lekkere Grimbergen Blanche…