3. Padua (Padova)
Padua gebruikte De Wandelgek als uitvalsbasis naar Venetië (20 tot 30 minuten per trein van Venetië en goedkoper qua overnachten, bovendien is er voldoende plek), maar daardoor was er ook tijd om 1,5 dag deze stad te bekijken. Ik heb er o.a. de beroemde Capella degli Scrovegni bezocht en daar waar je in het hoogseizoen een ticket soms dagen van te voren moet kopen, was het nu in het na seizoen mogelijk om dit 2 uur van te voren te doen. De kapel is niet groot maar erg mooi, vooral door het vele blauw in het schilderwerk van Giotto. Verder bezocht ik de historische binnenstad met z’n vele prachtige pleinen en Cafe Pedroche waar ooit revolutionairen de Italiaanse onafhankelijkheid bespraken. Ook de kapel van de Duomo is een aanrader. Deze was gratis te bezichtigen en het interieur was beschilderd door leerlingen van Giotto. Het Prato del Valle met z’n vele beelden en de Sint Antonius Basiliek zijn ook zeker de moeite waard om te gaan bekijken.
Padua (Italiaans: Padova, Latijn Patavium) is een stad in Noord-Italië, hoofdstad van de gelijknamige provincie Padua.
De stad heeft een zeer lange geschiedenis, beginnend met de mythische stichting door de Trojaan Antenor. Het is onder meer de geboorteplaats van de historicus Livius. Padua, het Romeinse Patavium, werd tijdens de Volksverhuizingen achtereenvolgens verwoest door de Visigoten (409 n.C.), de Hunnen (452), de Ostrogoten (543) en de Longobarden (610). In de Middeleeuwen behoorde de stad tot het Duitse Heilige Roomse Rijk, doch zij was van de 12e eeuw af een vrije stad (libero comune). In 1174 werd Padua verwoest door een grote brand, waarna de stad bijna in zijn geheel werd herbouwd. Van grote betekenis voor de stad was de stichting van de universiteit (1222, in 1238 door keizer Frederik II uitgebreid), die als de bakermat van het humanisme kan worden beschouwd. In 1545 werd hier de Orto botanico di Padova gesticht, de oudste Hortus botanicus van Europa. Galileo Galilei bekleedde er een hoogleraarschap van 1590 tot 1610.
Padua is de sterfplaats van de heilige Antonius van Padua (overleden 1231). De basiliek van Padua is dan ook naar hem genoemd.
In 1405 werd Padua door de Republiek Venetië veroverd. Met Venetië werd de stad in 1797 aan Oostenrijk afgestaan. In 1866 kwam zij definitief aan Italië.
In 1918 werd in Padua de wapenstilstand tussen Oostenrijk-Hongarije en Italië getekend.
Bezienswaardigheden
- Cappella degli Scrovegni (13e-eeuwse fresco’s van Giotto)
- Palazzo della Ragione
- Gran Guardia
- Basilica di Sant’Antonio
- Baptisterium van Padua
- Oratorio (13e eeuw) met fresco’s van Altichiero
- Scuola di S. Antonio (16e eeuw) met fresco’s van Titiaan.
- Prato della Valle
- Kerk van Eremitani
- Kerk Santa Sofia
- Orto botanico di Padova, botanische tuin
Giotto
Giotto’s werk geldt als een enorme doorbraak en hij wordt wel gezien als de vader van de moderne schilderkunst en de belangrijkste schilder van zijn tijd. Het is moeilijk om precies het begin van de Italiaanse Rinascimento (Renaissance) aan te duiden, maar sommigen menen dat deze met Giotto aanving. In de Italiaans-Byzantijnse kunst vóór Giotto waren zowel menselijke figuren als achtergronden erg “plat” (weinig dieptedimensie) en onrealistisch weergegeven. De gezichten waren uitdrukkingsloos. Giotto stelde de mensen “massief” voor en slaagde erin emoties weer te geven. Velen vinden de dramatiek in zijn werk dan ook zijn belangrijkste innovatie. Giotto betrok de achtergrond beter bij het geheel: gebouwen en natuur schilderde hij op een manier die – hoewel nog niet perfect – veel beter overeenkomt met de regels van het perspectief. Dit alles wordt gedeeltelijk toegeschreven aan veranderingen in de kerk; onder invloed van Franciscus van Assisi (1182-1226) waren emoties en natuur belangrijker geworden. Giotto had echter nog niet de technische anatomische kennis die bijvoorbeeld Leonardo da Vinci wel had. Ondanks zijn innovaties werd zoals gebruikelijk in die tijd vrijwel al zijn werk in opdracht uitgevoerd en had het een religieus onderwerp als thema.
In zijn eigen tijd had Giotto’s werk een zeer grote invloed maar met de doorbraak van de Internationale Gotiek verminderde dat. De latere schilders Masaccio en Michelangelo gelden als zijn erfgenamen.
Giotto wordt genoemd in het werk van zijn vriend Dante (net als Cimabue), en tevens in het werk van Boccaccio.